woensdag 28 december 2011

Brief aan het relativisme.

Best relativisme,

Ik ben een beetje in een gekke bui. Neem me alsjeblieft niet al te serieus, als je dat kunt tenminste. Behandel me maar zoals je iedereen behandelt, pardon, relativeert.
Want lief, irritant relativisme, ergens ben ik gek op je. Maar anderzijds ben je zooo irritant.
Waarom ik je leuk vind? Jij maakt het leven draagbaar. Door jou is het niet een en al ernst. Door jou zijn er grenzen aan emoties. Het is heerlijk om soms even zoals jou te mogen zijn, als jij bent dan. Even wat minder serieus. Even niets en niemand serieus nemen. Jij geeft mij het vermogen dóór te gaan, als ik op ‘knocken’ stond. Door jou blijven mensen openstaan voor “nieuw”. Want ja, jij stelt dat niets hoeft te zijn wat het lijkt. En altijd kan alles veranderen. Innovatie. Verfrissend. Grenzeloos.
Met dat ik dit laatste woord bedenk, weet ik weer waarom ik je soms liever kwijt als rijk ben.
Jouw eindeloze grenzeloosheid is zo verwarrend en zó niet te vatten dat er een diep medelijden met jou opwelt in mijn hart. Jij moet namelijk altijd al met jezelf leven.
Want jij, als je volledig aanwezig bent, jij, in jouw volledige zijn, bent zó onbetrouwbaar. Zo onvoorspelbaar.
Hoe is dat voor jou zelf?
Wordt jij niet ongelofelijk gek van jezelf? Of relativeer je dat ook weer? Hmm. Stomme vraag natuurlijk.  Of nou ja. Stom is ook relatief.

Bén jij trouwens relativerend? Of dóé je het alleen? Hoe is dat bij jou diep van binnen? Of kan ik je niet voorstellen als iets wat een  -diepvanbinnen- heeft?
Als je relativerend bént, hoe kun je dan jezelf  als relativerend dóénd, serieus nemen?
Dan relativeer je toch je relativerend vermogen?  Dan ben je eindeloos relativerend! Dat is toch niet mogelijk?
Maar als je relativerend dóét, wat bén je dan?
Oke, omdat ik daar toch geen antwoord op krijg ga ik er nu eventjes stiekem vanuit dat je relativerend bént. Net concludeerde ik, een beetje kort door de bocht, dat dat onmogelijk is. Dus beweer ik eigenlijk dat je niet kunt bestaan.
Dat neem ik terug. Ik moet alleen concluderen dat ik je niet kan vatten. Je bent té grenzeloos. Te eindeloos. En dan rijst bij mij toch de vraag, hoe kun je bedacht zijn door iets, dat bevat wordt door jou? Jij vult het zijn. Ons zijn. Je bent iets wat wij mensen bedacht hebben om aan te geven dat niets van of in zichzelf een waarde heeft. Zelfs geen waarde van waarheid of objectiviteit. Maar dat wij, als mensheid , die zelf ergens aan geven. Wij bedenken jou, als iets zijnde, waarvan we de reikwijdte niet kunnen bevatten. Want relativeren wij iets, moeten we dat gerelativeerde relativeren, dat gerelativeerde relativeren relativeren en dat gerelativeerde relatieverende relativeren relatieveren. Zo blijf je eindeloos (jaja)  relativeren.
Maar we moeten het doen omdat de waarde, o nee die bestaat niet, ehm, omdat jouw ‘zijn’  -relativisme-  niet iets kan zijn en tegelijkertijd de afwezigheid van dat zijnde ten toon spreiden.
Jouw zijn, - naam- , is namelijk intens verbonden met wat je doet. Het is één.
Rijst een volgende vraag.
Relativeer jij, omdat je relativisme bent? Of ben jij relativisme omdat je relativeert?
Als jij relativeert omdat je relativisme bént, kun jij alleen maar relativeren en ben jij eindeloos aan het relativeren. En is het relativeren van het gerelativeerde gerelativeerde relativeren van het gerelativeerde relativeren nog wel relativeren?
Jij kunt ook niets anders dan relativeren, want je bént relativisme. En zou relativisme ook kunnen eh, zingen, dansen of springen, zou je het zingende, dansende of springende relativisme heten. Maar dat heeft niemand ooit waargenomen. En, kun jij wel bestaan, als wij mensen jou niet maken?
Ben jij dus eigenlijk zelfstandig? Of afhankelijk van ons?
Ben je afhankelijk, zou het mogelijk kunnen zijn dat je relativisme bent omdat je relativeert. Nee, dat kan trouwens niet, want als wij jou zouden zien relativeren, moet je al bestaan hebben. Want iets wat niet is, of bestaat, kan ook niet waargenomen  iets doen. En bestond jij dus, kan je alleen relativeren als je relativisme  bent. Want wie anders, naast ons als mensen, en jij, kan relativeren?
Er is dus eigenlijk een probleem.

Ben jij zelfstandig, relativisme zijnde en doende, relativeer je eindeloos en dan is de vraag of dat nog relativerend is. Ben je afhankelijk van ons, rijzen de problemen over het omvatten van jou van ons, en de onmogelijkheid om jou te bevatten, omdat jouw zijn impliceert niet te kunnen zijn. Of hoeven zijn. EN de onmogelijkheid tot achterhalen of jij bent omdat je doet of doet omdat je bent. Wat beide eigenlijk niet mogelijk is.



Hmmm. Big problem?
Of moet ik dat maar even relativeren?

the butterfly that’s afraid to fly…

1 opmerking: