dinsdag 20 december 2011

Brief aan de tegenstrijdigheid.

Dankjewel, lieve vlinder-die-bang-om-te-vliegen-is.
-
Beste tegenstrijdigheid,
Ik vind het best lastig om jou een brief te schrijven. Want ik weet eigenlijk niet wie of wat je bent. Of moet ik je zelfs in meervoudsvorm aanspreken, omdat je niet ‘één’ bent?
Toch verdien jij, ja ik houd het even bij je, het ook om een brief te krijgen. Want ik kan me voorstellen, niet gemeen bedoeld hoor, dat je nog nooit een brief hebt gekregen.
Vind je t gek dat ik jou een brief schrijf? Ikzelf eigenlijk wel een beetje. Toch doe ik het. Want gek doen is soms nuttig. En leuk.


Goed. Kun jij me misschien iets over jezelf vertellen? Je bent zo abstract voor me.
Tegenstrijdigheid.

Ben je onzijdig? Of heb je een geslacht?
Tegenstrijdigheid.
Bén jij eigenlijk wel?
Parmenides stelde: Het zijnde is. En het niet-zijnde is niet.
Het zijnde is 1) onveranderlijk 2) eeuwig 3) onbewegelijk en 4) 1 en ondeelbaar.
Bén jij? Nee, want je verandert. Je bent niet ‘onbewegelijk’. Toch? Je bent niet één of ondeelbaar. Want jij, jij bent toch juist altijd twee? Je bent het één en het ander. En je bent het één en het ander niet. Jij bent twee. Eeuwig zou je nog wel kunnen ‘zijn’. Toch vind ik dat ik terecht concludeer dat jij eigenlijk niet- bént.


Je bestaat niet.
Heftig.
Want toch schrijf ik je nu een brief. Schrijf ik dan nu in het luchtledige? Misschien wel. Dat voelt.
Tegenstrijdig.

Want ik wil niet schrijven in het luchtledige. En toch wil ik jou schrijven. Misschien kan ik je nu schrijven omdat jij – ben jij het echt?- in mij bent. Moet ik dan aannemen dat ik jou alleen kan schrijven tijdens een periode dat jij ‘in mij ‘bent’’? Dat kan ik niet. Want het idee om je te schrijven was er eerder als dat jij er was. Toch? Of ben je er altijd?
Hmm. Ik schrijf elke keer trouwens alsof je ‘bent’. Maar kan dat wel?
Want ik moest concluderen dat je niet-bent.
Als je niet bent, kun je ook niet komen. Of weggaan. Want je behoort tot het niet-zijnde.
Beste tegenstrijdigheid.
Ik geloof toch misschien wel dat je bestaat. Want hoe meer ik over je nadenk, hoe ‘tegenstrijdiger’  het wordt. Je bewijst jezelf als zijnde.
Toch?
Nee. Toch niet. Als je echt niet- ’bent’, kun je jezelf niet bewijzen als zijnde. En als je wel ‘bent’ hoef je jezelf niet te bewijzen als zijnde. Want je bent.
Tegenstrijdig.

Rare, eindeloze, grenzeloze, oneindige tegenstrijdigheid.
Ik kan niet met je praten. Ik kan jou en het begrip ‘zijn’ niet combineren. En dat is lastig.
Ik kan je zelfs niet vragen: “’Ben’ je paradoxaal”?
Want jouw ‘zijn’ is paradoxaal.

Tegenstrijdig.
Of schijnbaar tegenstrijdig.

Het spijt me.
  ik deed mijn best.
Maar jij, die niet bent,
  verwart me.
Hmm. Dan moet je dus toch ‘zijn’ want iets wat niet is, kan ook niet verwarren.
Je bent onmogelijk.
Maar u ‘bent’ niet. En toch onmogelijk. En naast onmogelijk toch mogelijk, want ik ervaar jou!
Hoe tegenstrijdig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten