dinsdag 30 augustus 2011

Brief aan de rode zonnebloem.

Beste rode zonnebloem,

Officiëel heet je Avondrood. Waarschijnlijk omdat je de bloemennaamgevers deed denken aan de ondergaande zon, ’s avonds. Als je dan zo’n mooie naam hebt, beste zonnebloem, dan zou ik weleens willen weten of je van de avond houdt. Of van de nacht wellicht. Van de dansende muggen over je hoofd, de glimmende maan en kriebelvlindertjes op je steel. Misschien pas je wel goed bij de ooievaar; die staat ook met regelmaat op één been. (Maar jij doet het dan weer je hele leven lang). Heb je een ochtendhumeur?

Heb je ooit van louter vreugde een danspasje gedaan? Een pirouette wellicht? En heb je ooit teruggezongen (of gefloten misschien wel) als de vogels tegen jou zeiden dat je mooi was? Want dat ben je. Je verdient brieven, zonnebloem. Een dozijn. Of meer. Gewoon omdat je de zonnebloem bent. De rode. De avondrood.

je nederige boskrekel.

dinsdag 23 augustus 2011

Brief aan Doornroosjes Prins.

Beste Doornroosjes Prins,

Wat moet ik met jou? En waarom schrijf ik je in vredesnaam? Ik ben klaarwakker. Houd niet van slapen.  (Lijd aan slapeloosheid). Ik lijk niet op Doornroosje en ik vind haar - sorry -  maar een naar slaperig wicht. Slapen, slapen en nogeens slapen en je geen zorgen hoeven maken want die prins komt toch wel. (Stommerd, luiheid mag je nooit belonen, wist je dat niet?).

Hou je van rozen? De zon? De zee? Water? Kussen? Wakker kussen in het bijzonder? (Waarom slaap ik nou niet?)
Hou je van Doornroosje? (Zeg nee. Nee. Zo simpel) Zeg maar dat ze stinkt. Dat ze neuspeutert en altijd op je tenen danst - dat het een commanderende tang is. Ik ben een wig tussen jullie aan het drijven, geloof ik. Dat mag niet. Dat is verboden bij wet. Ga je me straffen? Me in elkaar slaan? Me alle hoeken van het kasteel van Doornroosje laten zien? (En het spinnenwiel, mag ik? Mag ik?). 

Mag ik je slaan?
Mag ik een immens grote hekel aan je hebben? Je een prins van niets vinden die een nog grotere prinses van niets wakker kust? Je verbannen? Een Napoleon-eiland niets voor jou?

Je ogen achtervolgen me. Mona Lisa glimlach. Doornroosje wacht wel op je. En ik. Ik ben het sarcasme in eigen persoon. 

je nederige boskrekel.



vrijdag 19 augustus 2011

Brief aan het missen.

Best missen,

Wedden dat de hele wereld weet wie je bent? Jij bent het missen, het onwrikbare keiharde gevoel dat iets er niet is wat er wel hoort. (Ik haat je. Maar je bent zo bitterzoet).

Je bent missen. Je bent geen fijn gevoel, ook al is jouw bestaan een teken dat iets heel goed, heel mooi, heel fijn was. Missen is een gat (ik weet niet wie je gegraven heeft) diep vanbinnen, waar iets, of iemand hoort te zijn. Maar nu is er dus een gat. Je hoort alleen nog een echo van hoe het vroeger was. (Misschien is missen een put).

Ik weet eigenlijk niet waarom ik je schrijf. Waarschijnlijk omdat ik je ken. Soms dan. Het liefst zou ik liedjes over je zingen. Over de leegte, de pijn. Over terughalen, de tijd terugdraaien. Met je wijsvinger de wijzer van de klok terugdraaien. (Nog steeds geloof ik dat, wanneer ik dat doe, de tijd terugvliegt. Zover ik wil).

Missen, je bent niet iets waar iedereen even goed in is. Misschien is het dat. Of niet iedereen hoeft te missen. Je bent niet in ieder leven zo’n onmisbaar ingrediënt. Waarom besta je, missen? Omdat missen altijd leidt tot het opvullen van lege gaten? De kuil vol zand, de put gedempt.

Ik wil niet missen. Sorry.

(Maar ik mis zo vaak).

je nederige boskrekel.

dinsdag 16 augustus 2011

Brief aan het vliegen.

Best vliegen,

Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed.
(Zo worden brieven door de meesten begonnen. Niet door mij. Vandaag wel. Maar dat doet er niet toe).
Jij bent vliegen. Het vliegen. Datgene wat de vogels doen, de vliegen en de vliegtuigen. Misschien zelfs wat de lucht doet en de paardenbloempluisjes.
(Al is dat misschien meer zweven. Soms ben je zweven!).

Ik heb er een beetje moeite mee om grip op jou te krijgen. Je bent iets wat gedaan wordt. Maar ben je ook iets wat weleens iets doet? Kan vliegen neerstorten? Kan vliegen in bomen klimmen? Het lijkt er niet op hè? (Of mag ik dingen niet invullen in brieven, moet ik wachten op jouw antwoord?).

Dans je weleens, vliegen? Weet je wie ik ben? Houd je van water? Of toch het meest van hoog – hoogtevrees ken je niet – en van wolken en blauw?

Ik wil je weleens ontmoeten, vliegen! Zelf vliegen. Niet altijd alleen maar die vogels en die vlinders. Toe..

je nederige boskrekel.

maandag 15 augustus 2011

Brief aan de dode mus.

Beste dode mus,

Je bent een mus. Nee, was. Je bent dood. En ik schrijf een brief aan je. Omdat je in meerdere opzichten toch van belang bent. (Ja, echt!).

En als ik dan toch een dode mus moet uitkiezen om aan te schrijven, ben jij het, beste mus. Een paar weken geleden leefde je nog. Je was niet zo’n slimme mus eigenlijk. Je deed aan schoorsteenwarmen, wat zoiets wil zeggen als dat je, toen je het koud had, bovenop de schoorsteen ging zitten om weer een warme mus te worden (wist jij veel dat je het ooit heel, heel koud ging krijgen). Op de schoorsteen was niet warm genoeg. In de schoorsteen leek er meer op. In de haard nog meer. Van het vuur restte slechts een waakvlam. Het glas hield je tegen. (En ik heb pogingen gedaan om je te redden, maar ik wist niet hoe. Glas verwijderen is niet makkelijk. En als jij iedere keer omhoogvliegt denk ik dat je de vrijheid weer hebt opgezocht, maar als je dan ineens te pletter valt, blijkt dat niet zo te zijn). Misschien had ik je uit je lijden moeten verlossen door je te roosteren, maar geroosterde mus bekomt niet. (Nooit geproefd. Nooit geroken. Maar het sentimentele hart houdt er niet van). Ik hoopte en hoopte dat je de vrijheid had gevonden, koppeltje dook omdat je zo dom in de schoorsteen was gevlogen - je zou er later om lachen en het aan je kleinkinderen vertellen- en omdat je zo genoot van de frisse wind die je veren kietelde.
Maar nee. Je legde het loodje. Plat tussen het waakvlammetje en het nep-hout lag je daar een dode mus te zijn.

En zo heel soms kom je dode mussen weer tegen als je jezelf ten onrechte blij maakt met het één of ander.

je nederige boskrekel.

zaterdag 13 augustus 2011

Brief aan de wesp.

Beste wesp,

Mij is geleerd om niet te liegen. Op de één of andere manier heb ik daar dan ook heel veel moeite mee. Maar voor deze ene keer lieg ik toch. Je bent helemaal geen beste wesp. (Je bent ook geen weps. Al zijn er nogal wat die dat denken).
Bijen, hommels, zelfs vliegen kan ik op hun tijd nog wel waarderen. Bijen en hommels mogen dan stekebeesten zijn, zij vermaken zich tenminste met de bloemetjes - die bieden hen voldoende amusement. Maar jij, beste (o nee), wesp, jij bent een ontevreden mormel. Bloemetjes? Wat bloemetjes? - denk je. Je haalt je neus (als je die hebt, dat weet ik niet, maar het lijkt er erg op van wel) eens flink op en ruikt limonade. Parfum. Eten.

En dat klopt. Dat zijn wij. Buiten eten, buiten drinken, zijn onderdelen van een heerlijk leven. Totdat. Inderdaad. Altijd kom jij. (Ik zou bijna empathisch worden, omdat ik het zo zielig voor je vind dat ik niets positiefs te melden heb, maar niks hoor, ieder gevoel van empathie houd ik tegen). En weet je, als je nou zoiets had van: Eten. Drinken. Daar ga ik me fijn mee bezighouden. Maar nee. Je zoemt eens om ons hoofd. En nogeens (want je bent zo fijn eng en imponeren is een fijn werkje!). Dan strijk je even neer op het glas. Op het eten. En dan zoem je weer verder. Kom je vooral dichtbij, want angst aanjagen.. je likt je angel erbij af. En alsof het allemaal nog niet genoeg is, haal je je vriendjes erbij. Allemaal gestreept. Allemaal een angel. En allemaal prikneigingen. Slaan mag niet. Bevriezen moet. (Maar helpt niet, want jullie blijven komen. En als je de kans krijgt steek je die fijne angel eens diep in een velletje, met de gevolgen van dien). Ik kies meestal toch maar voor wegrennen als ik je zie. (Dat boeit je ook niets. Je komt graag, dolgraag (je vindt het dolletjes, denk ik - als je een vrouwtje bent -) achter me aan. Zoem. En zoem. En zoem.

Het is dat je muggen opruimt, maar anders.
Waarom vind ik wespenvallen zielig?

Dag wesp. Emigreer.

je nederige boskrekel.

vrijdag 12 augustus 2011

Brief aan het gebroken hart.

Met dank aan de Vlinder :).
-
Lief hart,
 
Wat verschrikkelijk dat je alweer bent gebroken.
Soms zou ik willen dat ik er wat tegen zou kunnen doen.
Dat ik er een plakbandje op zou kunnen plakken om de pijn daarvan tegen te gaan.
Waarom kunnen mensen zo genadeloos zijn en die laatste klap toedienen?
Je zult het nooit weten, omdat er iedere keer weer een stukje hart verdwijnt en er littekens overblijven. Kon ik er maar voor zorgen dat de mensen je dit niet aandoen.
Liefde, ja, dat is wat je kan maken en breken.
Jammer dat je altijd afhankelijk bent van een ander. Ik zou je best zelf willen maken om alleen maar vrolijker door het leven te kunnen gaan, maar ja, dat zit er niet in.

Lief hart,
Kon ik maar wat voor je betekenen.
Dan zou je gewoon door kunnen gaan met je leven, zonder er steeds bij stil te staan.
Weet je, ik geef je een pleister en we vergeten het gewoon.
Jij en ik, we kunnen best samen verder leven, zonder om te kijken naar die verdwenen stukjes.
Hopelijk hebben we niet al te veel pleisters nodig om alle gebroken stukjes aan elkaar te plakken.
En hoef ik je niet nog eens te vertellen dat je weer bent gebroken.

Lief hart,
Mijn hartenwens is dat je veel liefde en geluk zal kennen.
En niet teveel pleisters.

de Vlinder.

donderdag 11 augustus 2011

Brief aan de wind.

Beste wind,

Altijd maar waaien. Dat doe je ook met deze brief, denk ik. Je zult hem
wegwaaien, wegbrengen naar nergens.
Je bent zo onvoorstelbaar, wind. Niemand,
maar dan ook niemand kan je zien. We kunnen je alleen horen. En we kunnen
je zien door je effect op het andere, buiten. In dat opzicht lijk je op je Maker, denk ik.

Ik weet nog steeds niet zo goed wat ik van je moet denken. Op een warme zomerdag breng
je koelte en ben je zo welkom. Maar je kent geen met mate, hier niet tenminste; als je waait
doe je het ook goed. Je houdt van waaien en brengt je dagen ermee door.
Ben je zelf nog nooit weggewaaid? Of verdwaald? Vind je kleine steegjes, waar je weleens
doorheen waait niet stiekem ook een beetje eng? (Dan zouden we namelijk goed kunnen
converseren, wind. Heel goed!).

Je bent zo vaak aanwezig. Maar in de herfst ben je dominant (Dan ben je vast een man!). Vind je
het nooit zielig voor de bomen dat je hun bladerenkleed meeneemt? Ze zullen het missen hoor.
En zo, zonder bladeren kun je een hele koude wind zijn. Voor de bomen. Maar ook voor mij.
(Toen ik de hele zomer op mijn viool speelde en in de winter halfdood voor het mierenhol lag heb
je zo geblazen, wind. Beangstigend was dat. Gelukkig bestaan er mieren!).

je nederige boskrekel.

woensdag 10 augustus 2011

Brief aan de slapeloosheid.

Beste Slapeloosheid,

Vandaag krijg jij midden in de nacht een brief van mij. Dat komt omdat midden in de nacht het punt is waarop ik wens dat jij niet bestaat. Ik doe je met deze woorden pijn en daarom bied ik alvast mijn excuus aan voor deze brief. Het is niet leuk als iemand tegen je zegt – of je slechts het idee geeft – dat je beter niet had kunnen bestaan. Of dat het hem – of haar – niet uitmaakt of je al dan niet bestaat.

Overdag besta je altijd en dan ben ik blij met je. Als jij, Beste Slapeloosheid, overdag bij mij bent, ben ik je dankbaar en geniet ik van je. Door jou kan ik dan mijn werk doen, door jou kan ik nadenken en omdat je nu dicht bij me bent kan ik deze brief schrijven. Dat zijn dan weer voordelen. Maar in de nacht zou je niet moeten bestaan. Daarom heb ik een vraag aan je: zou je het eens zo kunnen regelen dat je alleen overdag bestaat?

Het lijkt me eerlijk gezegd een moeilijke opgave: alleen overdag bestaan. Want waar ben je ’s nachts dan? Maar je zou eens met de zon kunnen gaan praten. Die weet alles van overdag bestaan en ’s nachts niet. Gewoon – genadeloos – verdwijnen. Maar iedere dag weer terugkomen, als je geluk hebt. In zo’n vorm zou ik jou ook wensen, Slapeloosheid. Ik accepteer je niet zoals je bent, en ook daar bied ik mijn excuus voor aan. Jij slaapt nooit, vertelde Slaap me laatst. Word je daar nou nooit eens moe van? Ook niet een klein beetje?

Heb jij eigenlijk vrienden? Ik denk er wel eens over wie jouw vrienden kunnen zijn. Je hebt wel vijanden, dat weet ik. Rust, Snurkgeluid, Sluimering, Droom en Nachtmerrie zijn vijanden van jou. Jij kunt hen niet uitstaan en zij dulden jou niet in hun directe aanwezigheid. Jouw vrienden zijn waarschijnlijk: Ingewikkelde Gedachten, Wakkerheid en Tobgeest. Mooie namen, maar het zijn niet de beste vrienden die je kunt hebben. Misschien moet je eens andere vrienden zoeken.

De rest van de nacht breng ik in alle vastbeslotenheid door met jouw ergste vijand: Slaap. Slaap blijft dicht bij me en beschermt me tegen jou. Overdag ben jij mijn vriend, ’s nachts ben jij mijn vijand. Morgen overdag flirt ik weer met jou, Slapeloosheid. Dan bescherm jij mij tegen Slaap. Ga ik nu vreemd? En ga jij wel eens vreemd? Of hoort dat bij jouw geheimen? Je kunt mij alles vertellen, Slapeloosheid, dat weet je. Je kunt ook veel voor mij verzwijgen, mij veel wijsmaken of mij voorliegen. Ik zal het niet merken, dan weet je het. Deze brief krijg je ’s nachts, dus dan ben je in principe mijn vijand. Schrijf jij wel eens brieven aan vijanden? Gewoon met bijvoorbeeld enkel: scheer je weg! Of: Ik hou niet van je.?

‘Ik hou niet van je’ zijn verschrikkelijke woorden. De meest erge woorden die je kunt horen, dus daarom zal ik die nooit tegen je zeggen, Slapeloosheid. Niemand vind jou ’s nachts aardig, op een paar oudvaders na. Liever zeg ik, ik hou van je. Kom je morgen zo aan het begin van de middag bij me op de thee? Net na het eten als het kan, dan heb ik je het hardst nodig en dan kan ik uit de diepste grond van mijn hart zeggen: ik hou van je. Langzaam zul je het mij nazeggen: ik hou van je, Slapeloosheid. Jij hebt totaal geen moeite met het uitspreken van deze woorden, dat vind ik zo mooi in jou.

Het loopt tegen het einde van de nacht. Slaap komt dichterbij en ik zie jou in het donkerste puntje van de nacht langzaam wegsluipen. Je lost op, ik voel je wegglippen. Je verandert van groen, in blauw, in grijs, in doorzichtigheid... steeds kouder en verder. Ik lig in de armen van Slaap en hij houdt me de komende uren stevig vast. Welterusten Slapeloosheid. Vergeet me niet te wekken morgen.

De Koningstijger

dinsdag 9 augustus 2011

Brief aan het diepe ravijn.

Best Diep Ravijn,

Het is al even geleden dat we elkaar ontmoet hebben, of althans dat ik jou ontmoet heb. Je bent groot, en het is onmogelijk je te passeren zonder dat je opvalt. Ik zag jou, en het voordeel van praten met jou is dat jij altijd lager bent dan ik. Nooit heb ik een pijnlijke nek na een gesprek met jou. Een blik naar beneden, met mijn hoofd recht, is al voldoende. Jammer is het wel dat we nooit op ooghoogte kunnen komen Diep Ravijn, altijd ben je dieper en verder naar beneden dan ik.

En jij, word jij nooit moe van het omhoog kijken? Of kijk je helemaal niet? Ontgaat alles je soms? In dat geval ben ik je ook ontgaan en dat zou ik onverteerbaar vinden. Maar als je deze brief leest, weet je dat ik er ben. Hoe diep ben je eigenlijk, Ravijn? En heb jij uitersten? Ik weet nooit precies waar je begint of ophoudt...

Eigenlijk ben jij het omgekeerde van de bergen en rotsen. Die steken maar wat omhoog.  Ik weet niet of ik ergens het omgekeerde van ben. Dat lijkt me een bijzonder idee. Wie zou mijn omgekeerde zijn? Of zou iets mijn omgekeerde zijn? Als ik het strikt neem, ben jij de allermisluktste berg die ik ooit ontmoet heb. Huh. Wat een onpeilbaarheid! Bergen moeten niets hebben van diepten. Hoogten, daar hebben zij wat mee. Dom, want zonder jou en de dalen zouden zij niet eens bestaan. Ik denk niet dat ze dat ooit overwogen hebben.

Laatst stond ik aan jouw rand. Sta jij wel eens aan iemands rand? Je staat in ieder geval wel in mijn geheugen gegrift. Je bent mysterieus Ravijn, zo zou ik jou omschrijven. Ik denk dat je veel geheimen herbergt. Heb je veel geheimen? En waar sla jij ze op? Ik heb er heel veel. Grote, glimmende geheimen die mijn gedachten vullen met hun aanwezigheid. Die vertel ik tegen niemand, ook niet tegen jou. Leer er maar vast mee leven, dat zou je sieren.

Ken jij meer dingen die dieper zijn dan jou? Ik niet, jij bent verreweg de diepste die ik ooit ontmoet hebt. Je slingert maar wat en ik vraag me af of je nooit eens moe wordt van je doelloosheid. Ik bewonder je geduld. Hou jij ook van geduld of iets anders bewonderen? Of hou je in het geheel niet van bewonderen? Ik vind bergen bewonderenswaardig. Dat vind ik een mooi woord en ik gebruik het graag. Hoe voelt het om jou te zijn Ravijn? Denk je nooit eens dat je liever iemand anders was geweest? Ik sta open voor het idee om eens met jou te ruilen voor een dag. Gewoon, dat ik een dag Diep Ravijn ben en dat jij een dag mij bent. Daarna zullen we ook alle geheimen van elkaar weten. Zullen we elkaar alvast beloven dat we niets doorvertellen?

Jij ziet vanuit jouw positie wel heel veel! Als je ogen niet te diep zitten tenminste. Het lijkt me dat er allerlei soort van iemanden over jouw rand lopen. Ik ben benieuwd of je wel eens een luguber iemand hebt ontmoet. Zo iemand waarvan je denkt: ga van mijn rand af, of ik ga gillen. Is dat zo? Of hou je juist van luguberheid? Ik krijg er angst van.

Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik je ervan verdenk dat je onder een hoedje speelt met de rivier die door jou heen stroomt. Hoe voelt het om water door je heen te voelen stromen? Ik weet dat niet. En moet je nog wel eens drinken, ook al stroomt er een rivier door je heen? Hou je van zacht gekabbel of juist van hoge golven? En als er een zandtornado over je droge randen woedt, doet dat je dan pijn?

De volgende keer dat ik je ontmoet, zal ik zachtjes over je rand lopen om je geen pijn te doen. Ik zal ingespannen naar je kijken, om je ogen te ontdekken. Doe jij dan ook je best om in mijn ogen te kijken? Beloof me maar niks, want doorgaans worden beloften toch niet vervuld, maar verbroken. Verbrokenheid is in mijn ogen de belangrijkste eigenschap van een belofte. Uitzonderingen daargelaten.

Vol liefde zal ik heel zachtjes je naam fluisteren. Ravijn. Diep Ravijn. Best Diep Ravijn. Misschien noem ik je zelfs wel Lief Ravijn. Spreekt iemand jou wel eens aan met lief? We zullen elkaar aankijken, genieten van het moment, en niets zeggen. Omdat we weten wat we aan elkaar hebben. Aangenaam je ontmoet te hebben Diep Ravijn. Dat zal ik zeggen. Lispel je mijn naam ook terug als ik jouw naam fluister? Daar wacht ik op.

De Koningstijger

maandag 8 augustus 2011

Brief aan de honger-die-eigenlijk-de-trek-is.

Beste honger-die-eigenlijk-de-trek-is,

Ik wilde zeggen dat je eigenlijk het woord 'beste' niet verdient. Maar je doet meestal niet zoveel verkeerd. (Misschien kan ik zelfs mijn trek een schuldgevoel aanpraten.. eens over nadenken..). Met dank aan jou krijg ik meerdere malen op een dag zin in eten. Eet ik. Word ik gevoed. En dat soort dagelijkse beslommeringen. Met dank aan jou vreet ik me soms suf aan dingen als chips (misschien ben ik al begonnen met dat schuldgevoel?) wat dan wel heel erg lekker is, maar op zich niet zo gezond. Overdag vind ik je eigenlijk wel een prima metgezel, als je maar naar me luistert als ik naar jou luister.

's Nachts daarentegen - en daar komt het. Het grote schuldgevoel voor jou, beste trek, die ik vaak honger noem. Weet je hoe frustrerend je soms bent geweest? Ik wilde slapen, lag in bed. Met een vraagteken vroeg jij 'rammel'? (Wat in het Treks zoiets betekent als: Ik wil eten. En niet straks, maar NU! NU! NU!). (Je bent veeleisend, af en toe). Na verloop van tijd verdwijnt het vraagteken en komen er uitroeptekens voor in de plaats. En hobbel ik slaapdronken en chagrijnig naar de provisiekast..
(Ooit probeer ik de frituurpan).

Toch kun je overdag ook vervelend zijn. Wat dacht je van op schoolmomenten? Van kleine klasjes om elf uur in de ochtend en jij die afgaat alsof je een wekker bent (het schaamrood zou je op de kaken moeten staan). Vraagtekens boven hoofden: Heeft er iemand honger? Heeft er soms iemand niet genoeg gegeten? (O welja, jij wordt niet rood, maar ik. Ik heb hong- o nee, trek, jou dus!). En iedereen weet het. Het magerste meisje van de klas. (Jij verrader. Ik zorg wel voor je). En het grappige is dat jij zo iemand bent die verdwijnt als er goed voor je wordt gezorgd. Aha.

In andere landen ben je niet langer trek. Je bent een monster geworden. Een intense allesverterende honger. Waarin je niet langer onschuldig bent, maar een doder. Niet langer een gevoel, maar een intense behoefte. Ik weet niet zo goed wat ik van je moet denken. Hier ben je zo kwaad nog niet. Maar daar.. al ben je daar geen trek meer. En ik schreef aan de trek. Dag trek. Ik ontmoet je vast wel weer. Over een paar uur.

je nederige boskrekel.