dinsdag 16 oktober 2012

Brief aan de twijfel.


Beste twijfel,

Ik heb je nog nooit ontmoet – en ik denk dat als ik je tegen zou komen dat ik niet zou weten dat je het was. Ik zou het me afvragen. En dan denken, nee, toch niet. En dan weer denken, maar misschien.. en denken: dat moet de twijfel wel zijn maar.. enzovoort. En als ik je zou zien en ik zou weten dat je de twijfel was (na uren twijfelen) dan zou ik niet weten hoe ik met je om zou moeten gaan. Dan zou ik aan mezelf twijfelen. Moet ik hem een hand geven? Moet ik aardig tegen hem zijn? Is het wel een hij? Verwacht hij (of zij) dat ik mijn voeten veeg als ik binnenkom en zou hij mijn jas ophangen? (Of wil hij dat ik dat zelf doe?). Dat zou ik denken, beste twijfel. Lees je dit eigenlijk wel?

Ik heb je nog nooit ontmoet. Althans, dat denk ik. Maar langzaam ben ik daar minder zeker van. Je bent gewoon niet tastbaar, maar je hangt in de lucht. Je bent niet zo anders dan de lucht die we inademen want je bent redelijk aanwezig altijd en overal – eigenlijk schreeuw je overal bovenuit, maar dat doe je zó zachtjes – je fluistert. Soms twijfel ik over de kleren die ik aan zal doen. Soms twijfel ik over de meest belangrijke dingen. En soms heb ik zin om je op je smoel te slaan omdat twijfelen gewoon irritant is, maar blijkbaar bij een leven als niet-doorsnee-Nederlander hoort. (Ik twijfel of ik het wel zo mag zeggen). En soms, heel soms twijfel ik even niet meer – maar dan twijfelen alle anderen en dan ga ik vanzelf weer twijfelen. Beste twijfel, waarom doe je dat nou toch? Ben je eigenlijk niet gewoon een schuilhoekje voor al die mensen die even geen zin hebben in keuzes maken en ben je niet heel, heel stiekem gewoon een vorm van vermijding zodat we niet hoeven te kiezen? Het is veilig wegschuilen achter jou, twijfel, grote wiebelende rots in de branding. (Maar toch denk ik dat je niet erg stevig staat, twijfel).

En nu weet ik niet of ik je deze brief moet laten lezen. Misschien word je erdoor geraakt en misschien word je ook wel gewoon heel erg verdrietig. Of boos. Moet ik hem sturen? Niet?

De boskrekel.

maandag 8 oktober 2012

Brief aan de hoofdrolspelers van buslijn 28.


Beste lezer van deze brief,

Nee, dit betreft geen nieuwe serie van televisie of film in de bioscoop, maar iets wat zich juist "real life" voor mijn ogen afspeelde, afgelopen zaterdagavond. In die (stads)bus, lijn 28, van Utrecht CS naar het station van Vleuten, zag ik een man en een vrouw. Niets bijzonders zou je zeggen, maar jullie, laat ik het even persoonlijk houden, jullie speelden geen toneel, alles behalve dat, maar voor mij was het alsof ik mee zat te kijken naar een stukje van een film over jullie leven, terwijl ikzelf degene was die de camera bediende.

Het was zo`n gelede (harmonica) bus en hij zat goed vol. Het was dan ook al half twaalf geweest en dan is het niet gek dat er veel mensen zijn die net als ik en mijn twee (andere) medereizigers na een dagje of avondje uit weer op weg zijn naar huis. Ik zat aan de rechterkant op een enkele stoel, met het draaiplateau voor me, (tussen beide busdelen in) mijn medereizigers zaten aan de andere kant naast elkaar en ook in de rijrichting. De man zat aan de andere kant van het plateau, met zijn gezicht naar ons toe. Op zijn schoot had hij een grote, kale, kartonnen doos, zo eenvoudig als bijna alleen een doos maar kan zijn en deze zat dicht. Ondanks de drukte was de stoel naast hem leeg. Op de grond stond echter wel een fietspomp, dus als er iemand had willen gaan zitten, dan had diegene eerst moeten vragen of dat ding misschien ergens anders kon staan. Er stond ook een tas met van die grote hengsels. Beide attributen had ik in handen gezien van de vrouw, die op het draaiplateau stond, enigszins gesteund door de daar aanwezige leuning en zich vasthoudend aan een van de buizen die van de vloer tot het dak reikt. Ik zat na te denken over "de theorie van de fietspomp", welke als volgt luidt: (Het was zo`n ijzeren pomp op een houten plankje, zoals velen thuis hebben staan.) Wanneer je bij de halte waar je uitstapt een fiets hebt staan om thuis te komen, is het handig om een pomp bij je te hebben voor als de banden zacht zijn. Misschien gebruikt ze de fiets niet vaak ? Of laat ze zelfs expres de banden leeg lopen als preventief middel tegen fietsendiefstal. Want zeg nu zelf, als je ziet dat de banden plat zijn, dan is het toch een stuk minder aantrekkelijk om die fiets mee te nemen ? Maar de volgende beelden die ik te zien kreeg, maakten dat dit bij een theorie bleef.

De handen van de man gingen zo nu en dan naar zijn ogen om (hè ?) schijnbaar aanwezige tranen uit zijn ogen te wrijven. Die ogen waren ver samengeknepen en zagen er inderdaad dusdanig uit, dat het leek alsof hij zojuist nog overstuur geweest was. Ik begon een vermoeden te krijgen betreffende de inhoud van die doos en kreeg medelijden met deze man. Vervolgens keek ik met nog meer aandacht naar de blonde vrouw die daar in een vrij zelfverzekerde houding stond, maar wiens gezicht hier niet volledig mee in overeenstemming was. Man en vrouw waren zeker niet lelijk, maar haar gezicht was niet zo appetijtelijk meer als je in eerste instantie zou verwachten. Ook bij haar waren er sporen te zien van iets wat dat bij haar en vermoedelijk dus ook bij die man, had achtergelaten. Hij had ondanks zijn toestand nog de tegenwoordigheid van geest om in een scherpe bocht de fietspomp tegen kantelen te behoeden. Die arme man toch ! Dat beeld van hem, het gezicht van de vrouw in combinatie met haar lichaamshouding, haar laarzen en alle andere zaken die ik net beschreven heb, maakten dat ik een idee kreeg van hoe de vork ongeveer in de steel zat. Wat haar laarzen hiermee te maken hebben ? Wel, het leken net van die legergroene regenlaarzen die zij zelf met een kwast vanuit een pot crèmewitte verf bewerkt had, maar ongetwijfeld heb ik dat verkeerd gezien en zullen ze vast een vermogen gekost hebben. Wat ik hiermee wil zeggen, is dat je naar mijn idee behoorlijk eigenzinnig moet zijn om dergelijke dingen te dragen. En nu was het voor mij nog maar een kleine stap om te denken dat het weleens zo zou kunnen zijn dat deze vrouw, in relatie tot de man, ook haar eigen wil gevolgd heeft en een eind gemaakt heeft aan hun relatie.

Het liedje "...cd van jou, cd van mij, cd van ons allebei..." (en voor mij de fietspomp) kwam in mij op. Die laatste, allerlaatste spulletjes in die tas van de vrouw en natuurlijk ook in die doos van de man. Ik kon mij wel iets voorstellen van de pijn in de harten van deze mensen. Zij gingen er allebei bij dezelfde halte uit, ik en mijn medereisgenoten een halte later. Die bevestigden mijn vermoeden dat deze man en vrouw bij elkaar hoorden. Ik zei dat ik de man eigenlijk wel sterkte toe had willen wensen, maar ik heb het niet gedaan, ook niet omdat zij erbij waren. Het zou mooi zijn als jullie, om wie het hier gaat, deze brief ook te lezen krijgen. Er zijn nog wat dingen die ik wil vragen en nog wat dingen die ik zou willen zeggen.

Kloppen mijn gedachten wat jullie situatie betreft ? En waarom gingen jullie dan eigenlijk met dezelfde bus naar huis ? Wilde hij dat, om nog zo lang als mogelijk was, bij jou in de buurt te blijven ? Dat zou ik aan de ene kant wel kunnen begrijpen, maar aan de andere kant lijkt mij dat juist ook een enorme kwelling ! Gaat de één een kwartier later, dan heb je wat tijd om even tot rust te komen. Of waren jullie op weg naar de woonruimte van de ander en dus nog niet klaar met het verzamelen van je "eigen" spullen ?

Toch wil ik jullie ook bedanken. Zonder dat jullie een woord gewisseld hebben, heb ik zoveel van jullie meegekregen ! Meneer, ik zat schuin tegenover jou en mevrouw, wanneer je schuin naar rechts keek, had je mij in het vizier. Hopelijk niet letterlijk. Hopelijk dacht je niet dat je mij wel kon schieten terwijl ik jullie zo observeerde. Ik reis niet zo vaak met de bus, maar meestal is het naar mijn idee nogal ieder voor zich. Jullie zouden waarschijnlijk nooit vanuit het niets op mij afgestapt zijn om mij dit allemaal te vertellen, maar dat was ook niet nodig. Wat ik zag zei mij al zoveel dat ik het nodig vond om weer eens een brief te schrijven en het is lang geleden dat ik dat voor het laatst gedaan heb. Ik heb hiermee ook niet gewacht, terwijl ik een kei ben om mensen te laten wachten die nog een schrijven van mij verwachten. Dat komt heus nog wel, dit ging nu even voor. Ik vond het bijzonder om hiervan getuige te mogen zijn.

Begrijp me niet verkeerd, want natuurlijk is het niet leuk om in zo`n situatie te verkeren. Het zou beter geweest zijn wanneer het helemaal niet had plaatsgevonden. Maar helaas is dit wel zoals het er in ons leven aan toe kan gaan. Het is zo puur, zo echt, daar kan je gewoon niet omheen. Ik wil jullie allebei alsnog heel veel sterkte toewensen en ik hoop dat een ieder op zijn of haar levensweg straks ook weer het geluk en de nodige liefde zal tegenkomen. Meneer, als vrijgezel ben ik even niet jaloers op je. Maar lijkt het nu nog of je wereld ingestort is, je zult er vast weer bovenop komen en zien dat er meer is, meerdere mensen zijn die jou (zij het altijd voor een deel) gelukkig kunnen maken. Mijn wens is dat het jou/dat het jullie snel weer goed mag gaan !

Ik sluit graag af met een hartelijke groet aan jullie beiden en de overige lezers van deze brief.

Wij kennen elkaar niet bij naam, de anderen mogelijk wel. Voor jullie ben ik 'die jongen daar', maar noem mij gerust de Adelaar, ofwel:

De Arend.


Ps.: Maak alsjeblieft geen ruzie om deze brief, want dat is hij echt niet waard ! Sla hem op, print het uit, of doe `m weg, oké ?