Beste wind,
Altijd maar waaien. Dat doe je ook met deze brief, denk ik. Je zult hem
wegwaaien, wegbrengen naar nergens.
Je bent zo onvoorstelbaar, wind. Niemand,
maar dan ook niemand kan je zien. We kunnen je alleen horen. En we kunnen
je zien door je effect op het andere, buiten. In dat opzicht lijk je op je Maker, denk ik.
Ik weet nog steeds niet zo goed wat ik van je moet denken. Op een warme zomerdag breng
je koelte en ben je zo welkom. Maar je kent geen met mate, hier niet tenminste; als je waait
doe je het ook goed. Je houdt van waaien en brengt je dagen ermee door.
Ben je zelf nog nooit weggewaaid? Of verdwaald? Vind je kleine steegjes, waar je weleens
doorheen waait niet stiekem ook een beetje eng? (Dan zouden we namelijk goed kunnen
converseren, wind. Heel goed!).
Je bent zo vaak aanwezig. Maar in de herfst ben je dominant (Dan ben je vast een man!). Vind je
het nooit zielig voor de bomen dat je hun bladerenkleed meeneemt? Ze zullen het missen hoor.
En zo, zonder bladeren kun je een hele koude wind zijn. Voor de bomen. Maar ook voor mij.
(Toen ik de hele zomer op mijn viool speelde en in de winter halfdood voor het mierenhol lag heb
je zo geblazen, wind. Beangstigend was dat. Gelukkig bestaan er mieren!).
je nederige boskrekel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten