maandag 15 augustus 2011

Brief aan de dode mus.

Beste dode mus,

Je bent een mus. Nee, was. Je bent dood. En ik schrijf een brief aan je. Omdat je in meerdere opzichten toch van belang bent. (Ja, echt!).

En als ik dan toch een dode mus moet uitkiezen om aan te schrijven, ben jij het, beste mus. Een paar weken geleden leefde je nog. Je was niet zo’n slimme mus eigenlijk. Je deed aan schoorsteenwarmen, wat zoiets wil zeggen als dat je, toen je het koud had, bovenop de schoorsteen ging zitten om weer een warme mus te worden (wist jij veel dat je het ooit heel, heel koud ging krijgen). Op de schoorsteen was niet warm genoeg. In de schoorsteen leek er meer op. In de haard nog meer. Van het vuur restte slechts een waakvlam. Het glas hield je tegen. (En ik heb pogingen gedaan om je te redden, maar ik wist niet hoe. Glas verwijderen is niet makkelijk. En als jij iedere keer omhoogvliegt denk ik dat je de vrijheid weer hebt opgezocht, maar als je dan ineens te pletter valt, blijkt dat niet zo te zijn). Misschien had ik je uit je lijden moeten verlossen door je te roosteren, maar geroosterde mus bekomt niet. (Nooit geproefd. Nooit geroken. Maar het sentimentele hart houdt er niet van). Ik hoopte en hoopte dat je de vrijheid had gevonden, koppeltje dook omdat je zo dom in de schoorsteen was gevlogen - je zou er later om lachen en het aan je kleinkinderen vertellen- en omdat je zo genoot van de frisse wind die je veren kietelde.
Maar nee. Je legde het loodje. Plat tussen het waakvlammetje en het nep-hout lag je daar een dode mus te zijn.

En zo heel soms kom je dode mussen weer tegen als je jezelf ten onrechte blij maakt met het één of ander.

je nederige boskrekel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten