Beste Taart,
Je was een mooie taart, weet je dat wel? Je was ook lekker. Je schitterde en was begeerlijk. Je straalde uit dat je was gemaakt om op te eten en de hele wereld mocht dat weten. Je was gemaakt voor feest. Je was niet alleen gemaakt om op te eten. Je was gemaakt om te zijn. Te zijn onder slingers op een grote tafel met een groot mes erbij, bordjes en lepeltjes om je mee op te eten. Je was er om te zien, het mee te maken, hoe mensen dansten. Blij waren. Je was er gewoon. Laten we het daarop houden, beste Taart.
Je was roze. Misschien had je nog mooier kunnen zijn - waarvoor sorry. Aardbeien en Framboosjes vierden feest op jou. Ach ja. Ze moeten ook wat te vieren hebben hè? Weet je toevallig ook of ze feest vierden óm jou? Was jij ook jarig, Taart?
En toch Taart, jouw verhaal is treurig. Ze zagen je niet. Je was er nog niet. Toen alle mensen kwamen waren ze je vergeten. Je stond treurig te wachten in de koelkast. Je dacht: Eet mij. Eet mij. Eet mij snel. Daarvoor ben ik gemaakt. Om te zijn en om opgegeten te worden. Maar ze hoorden je niet. Ze aten andere taarten. En jij stond te verkommeren. Totdat. Eindelijk. Iemand je at. Een persoon maar. Een ander bewonderde je, want je was een mooie taart. Dat ben je nog. Blijf je dat ook?
uw nederige boskrekel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten