dinsdag 28 juni 2011

Brief aan de zwoele zomeravond.

Beste zwoele zomeravond,

Je bent wel erg zwoel, vind je niet? Als jouw warmte in geluid uitgedrukt moest worden dan was je oorverdovend. Misschien word je nog wel oorverdovend. Je lijkt op Vivaldi's zomer. Eerst ben je zomer, zomer, zwoel. Je werkt zo hard om alle planten te laten groeien. Wanneer ik buiten loop ruik ik gras. Stof waait op vanonder mijn gympen. (Altijd gympen, altijd!). De lavendel drinkt honingthee met de vlinders en de bijen. De vogels zingen liedjes. En het allerbelangrijkst: de krekel tsjirpt. Hoe zomeravonden ook zijn, als de krekel tsjirpt maakt dat al veel goed. Weet je waarin je misschien nog wel meer op die zomer van Vivaldi gaat lijken? De lucht dreigt. De wolken kijken al boos naar beneden. Waarom ze boos zijn weet ik niet. Ze zijn aan het beraadslagen wanneer ze eens flink zullen gaan gieten. De wind wacht ook zijn kans af om te laten horen dat hij nog altijd de wind is. Dus. Als hij besluit te stormen, word jij een echte Vivaldi's zomer.
Misschien, beste zwoele zomeravond, zou je plaats willen maken voor een wat minder zwoele zomernacht? Alsjeblieft?

je nederige boskrekel.

zaterdag 25 juni 2011

Brief aan de wekker.

Beste Wekker,

Eigenlijk was het best wel liefde op het eerste gezicht toen ik je zag staan. Massa's klokken. Om getikt van te worden. Maar jij, jij beste wekker, was de beste van allemaal. Je stond, kwam, zag. Maar overwinnen?

Het begon al goed. Je stond in de winkel. Tussen de klokken dus. Ik zag je staan en was verliefd. Je was een ouderwetse wekker. Je had bellen op je kop, was zwart. Toen ik je zag wilde ik je ook en ik kreeg je. Als eerste moest ik je pakken. Nu is pakken een werkwoord. En zoals met veel werkwoorden kan ook dat pakken nog fout gaan. (Bij mij dan). Ik wilde je pakken, maar het showmodel wat voor je stond vond dat een goed idee om van zijn wankele pootjes, van de plank af, op de vloer te stuiteren. Ik stond daar en dacht: Nee. Geen barst. Alsjeblieft geen barst. Alles is okee, je mag tikken, boos worden, afgaan zelfs, maar géén barst. Hij luisterde want hij had geen barst. (Toch een beste wekker, die collega van je!). Ik nam je onder mijn arm omdat het tijd was voor een haat-liefdeverhouding. (Toch?).

De batterij was opgeladen. Je stond daar, naast mijn bed. Hoe lang? Vijf minuten?

Wees dan ook niet zo dom. Je tikt. Niemand wil je. Je bent een verschoppeling. Ja, lach maar. Laat je bellen maar ratelen. Maar stop met tikken. (Blijf wel lopen dan alsjeblieft).

Dag, Wekker.

je nederige boskrekel.

vrijdag 24 juni 2011

Brief aan de regenboog.

Gastblogger: De Koningstijger. Dankjewel - beste Koningstijger.

Beste kleurige regenboog,


Altijd als jij er bent geniet ik van je kleuren. Je boogt en oogt onovertroffen. Ik hou van je kleuren die zo mooi stralen en schitteren. Eigenlijk ben jij het mooiste wat er bestaat, regenboog, zeker aan het einde van een zomerdag. Maar graag zou ik eens met je praten, desnoods door je een brief te schrijven. Ik zit vol vragen over jou en ben benieuwd of je ook vragen hebt voor mij. Niet zo vaak krijg ik de gelegenheid om je wat te vragen, regenboog. Vaak ben je afwezig en probeer ik je op te zoeken. Meestal ren ik het eerst naar de oceaan, omdat je daar het dichtste bij lijkt te zijn. Is dat eigenlijk zo, of denk ik dat alleen maar?

Besta je eigenlijk wel?Ik zie je zo vaak niet dat ik twijfel of ik je wel eens gezien heb. Ben je wel ergens, of ben je nergens? En waar ben je als je niet bestaat? En kun je nergens zijn en toch bestaan? Wissel je graag van standplaats? Huil je wel eens? En welke kleur zijn jouw tranen dan? En als je lacht, zijn je bogen dan andersom, met de punten omhoog? Graag zou ik een verlossend antwoord krijgen. En heb jij ook wel eens last van prangende vragen? Je moest eens weten hoe ik je koester als jij er bent, regenboog! Wist je dat? Lang geleden is het dat ik je heb gezien. En de laatste keer dat je aan de rand van het bos was, ontnam de grijze, onvriendelijke rafelwolk me het zicht op jou.

Het lijkt me een onvergaanbare ervaring om ooit eens jou te zijn. Al was het maar voor een dag. Of wacht, voor een seconde. Een eeuwigheid zou ook goed zijn. Met al je schitterende kleuren en met je hoge, ongeëvenaarde grootheid! Hoe hoog ben je eigenlijk? En kun je alles zien? Ik kan me zo voorstellen dat het lastig is om zicht te krijgen op de mol en de aardworm. Zij houden niet van licht, niet van lucht, niet van leven, niet van de zon. Ik hoop dat ze van jou houden! Diep onder de grond hebben zij hun eigen bestaan. Kun jij onder de grond kijken regenboog? En zie je ons bos ook? Kun je door de populier, de granaatappelboom en de moerbeiboom heenkijken? En wat zie je dan? De meeste dieren houden wel van je!

Ook ben ik benieuwd naar je kleuren. Nooit zie ik oranje, maar de bosuil zegt dat je wel oranje hebt. Zou je oranje eens beter kunnen laten zien? Bijvoorbeeld door je bovenste streep oranje te maken? Of zou je zelfs eens enkel oranje kunnen zijn? Desnoods enkel blauw? Kun jij zelf je kleuren uitkiezen, of moet je maar tevreden zijn met wie je bent? Ik moet dat wel, beste regenboog. Hoe zou jij er uit willen zien als je mij was? Ik heb alles gekregen en speel zelf geen enkele rol in het kiezen van mijn manier van zijn. Ik kan niets zelf uitzoeken. Niet mijn ogen, niet mijn kleuren en al zeker niet mijn grootheid of mijn vacht. Volgens de bosuil is dit goed. Hij noemt het zelfacceptatie. Dat vind ik een moeilijk woord, maar het klinkt mooi. Net zoals misgeloofbaarheid, onverhelpbaarheid en onvervolgzaam. Ik hou van lange woorden.

Jij ook regenboog? En ben jij tevreden met je bestaan? En ben je vrienden met de wind? Ik hoop van wel. De wind is een wijze wind en hij moet deze brief het liefst zo spoedig mogelijk bij jou bezorgen, zodat je hem kunt lezen. Geniet er maar vast van en krijg er maar vast tranen van in je ogen! Huiver maar vast van geluk en tevredenheid. Niet elke dag zul je een brief van mij krijgen en eigenlijk is dit een hoge zeldzaamheid. En hou je meer van de zon of van de regen? Wie woont er het dichtst bij jou? En hou je het meest van klaterregen of van motregen of van nog andere regen?Je bent altijd samen met de zon en de regen. Onafscheidelijkheid heet dat.

Veel vragen heb ik voor je opgehoopt en ik hoop op veel grote, onverwachte antwoorden. Voor mij zijn antwoorden het mooist als ze onverwacht zijn. Schrijf ze daarom op de meest onverwachte manier, met de meest onverwachte formulering op de meest onverwachte tijd. Als je ze dan op de allermeest onverwachte manier aan mij bezorgt, zal ik een feest geven met een grote, kleurige, luchtige taart, waarvan niemand zeker weet of hij bestaat. Misschien een taart die je enkel kunt horen. Schrijf me ook welk geluid je het liefst in een taart hoort. Je brief zal ik aan iedereen voorlezen, als eerbetoon aan jouw kleurigheid, omvangrijkheid en aan jouw bestaan. Stelt dat je tevreden regenboog? Laat snel wat horen en verschijn gauw weer aan het einde van een mooie zomerdag! Ik hoop dat je me kunt schrijven, regenboog, want ik heb nooit iets van poten aan je ontdekt. Zelfs niet iets wat er op lijkt. Maar misschien schrijf je met iets anders, en wordt je brief er enkel schitterender door. Ik hoop het maar.

De Koningstijger.

donderdag 23 juni 2011

Brief aan het dagboek.

Allerliefst dagboek,

Weet je wat mij vandaag overkwam? Nee, vast niet, want als ik het je niet schrijf, is de kans klein dat je daar achter komt. Dus schrijf ik het je nu maar: ik ben beschuldigd. Van diefstal. Vals. Tenminste, naar mijn heilige overtuiging.

Ik had een trainingsdag. Dan herhaal je vooral dingen die je al weet, en hoor je een paar kleine nieuwe dingen. Maar ach, dat hoort erbij als je een nieuwe baan hebt. Rond lunchtijd word ik geroepen: 'is dat jouw fiets?' Ja, that's mine. 'Oh, er staat een meneer bij, en die zegt dat het zijn fiets is'. Nja, not possible. Want die fiets, die ik al bijna 10 jaar in mijn bezit heb, heb ik gloedjenieuw gekocht. Zeker weten. Maar meneer blijft bij zijn mening. En helaas heb ik hier geen papieren van mijn stalen ros. Want áls die nog bestaan, zijn die bij mijn ouders. Ik houd dat niet bij. Enfin, meneer en ik verschillen van mening over de eigenaar van de fiets. Want dat ben ik. Maar niet volgens hem. En toch snap ik het wel: als mijn fiets gejat zou zijn en ik zou denken dat ik 'm tegenkwam, zou ik ook een poging doen om het ding terug te krijgen. Maar helaas is het de verkeerde.

Toch zijn meneer en dochterlief er niet van overtuigd. Dus moeten we het maar overlaten aan de sterke arm der wet. Gelukkig pas na het weekend, zodat ik mijn papiertjes bij elkaar kan zoeken!

Dat, lief dagboek, was mijn dag. Ik kan je vertellen dat ik mij wild schrok. Ik ben me van geen kwaad bewust, heb niet recent een nieuwe fiets gekocht via een of andere louche handelaar en, waag het niet om dat te denken, ik heb zéker geen fiets gejat! En stiekem was ik een beetje op zoek naar een verborgen camera, of zoiets. 'k Bedoel: het is echt te belachelijk voor woorden! Maar voorlopig kan ik er dan gelukkig ook nog wel om lachen!
Maar door het gedoe ben ik uitgeput. Ik duik mijn heerlijke mandje in!

Liefs,
je Tinkerbell

dinsdag 21 juni 2011

Brief aan het water.

Best water,

Ik snap het niet. Hoe kan iets wat één ding is, toch uit drie dingen bestaan? Hoe kan het dat jij vocht, ijs en stoom kan zijn? Weliswaar niet tegelijkertijd, maar toch kan het. Nu snap ik dat gebazel over moleculen en temperatuur wel (nou ja, deels dan), maar dan nog. Het blijft raar.

Hoe kan het dat ik je nodig heb en van je geniet, terwijl je de kracht hebt om alles wat mij lief is, te verwoesten? Is dat met alles zo? De kracht van leven, die zich plotseling tegen je kan keren, beangstigt me. Waarom is de grens tussen goed en fout zo grijs? Neem nou droogte en regen: wanneer het te weinig regent, mislukt je oogst, heb je kans op brand en wordt alles zo stoffig. Echter, wanneer het te veel regent,  mislukt je oogst ook, heb je kans op overstromingen en wordt alles zo modderig. Waarom kan het nou niet iets meer in balans zijn?

Ik snap het niet. En ik blijf het niet snappen.
Wat ik wel snap: zonder Water geen leven. Laat ik nou toevallig van water houden!

Tinkerbell

donderdag 16 juni 2011

Brief aan het bed.

Lief bed,

Weet je dat ik je dankbaar ben? Dankbaar, voor al die uren die ik mocht spenderen in je liefdevolle omhelzing, zonder dat je tegensputterde. Dankbaar, voor al die warmte - hoewel dat grotendeels door mijn eigenste dekbed kwam.

Je bent het allerbeste bed van de hele wereld. Het allerallerallerbeste bed. Ik zou niet weten wat ik zonder jou moest doen. Dus ik schreef voor jou dit eerbetoon.

Want, mijn allerliefste bed
Met jou is het dikke pret.
Zonder jou word ik erg moe
Maar eigenlijk doet dat er niet toe.
Omdat je nooit tegen mij kijft,
hoop ik dat je nog lang bij me blijft.

Knuffel,
Tinkerbell

woensdag 15 juni 2011

Brief aan het harde geluid.

Best hard geluid,

Soms vraag ik me toch werkelijk af waarom je bestaat. En weet je, ik heb, zoals met zoveel dingen, een ambiguë relatie met je. Ik weet niet wat ik wil, wil dat zeggen. Ik hou van je, hard geluid, als je mooi bent. Als je oorstrelend bent. Als mijn oren dan bijna uit hun voegen vliegen vanwege jou, dan houd ik nog steeds van je. Zelfs als ik moet bukken om ze op te rapen (wat nog nooit is gebeurd, dat geef ik toe), dan houd ik nog van je.

Ik houd niet van je als je niet mooi bent. Hoe kan het dat jij, hard geluid, zowel mooi kunt zijn als afschrikwekkend. Als je het geluid van de donder bent, ben je ontzagwekkend. Als je het geluid van mooie muziek bent ben je, nou ja, mooi. Als je het geluid van keihard gekrijs bent zou ik je het liefst achter het behang plakken. Maar zou ik je dan nog horen? (Ik hoop zomaar van niet, maar hard geluid snoer je de mond niet zomaar hè?)
O, hard geluid, soms kwel je me. Gisteravond nog. In de gedaante van een krijsende baby. Oordopjes: hielpen niet. De deur dicht doen? Forget it. Hard geluid. Je bent zo onverslaanbaar. Zo onontkoombaar, soms. Ik wilde je dat alleen maar even vertellen!

Dag hard geluid!

Je nederige boskrekel.

dinsdag 14 juni 2011

Brief aan de prins op het witte paard.

Beste prins op het witte paard,

Ik zag je. Prins van mijn dromen. Hoewel ik betwijfel of er ook maar een druppeltje blauw bloed door je aderen stroomt. En je paard was bepaald niet wit, maar blauw met geel, met NS-logo. Maar toch. Rechtstreeks uit mijn dromen wandelde jij mijn leven binnen. En meteen weer uit. Nog voordat ik wist wie je was.

En nu ben ik terug bij af. Mijn prins, uit mijn dromen naar mijn leven gelopen, zit weer hoog en droog. Opgesloten. Veilig. In mijn dromen. Tot mijn verdriet. Maar eigenlijk ken ik je niet.

Dus vanwaar mijn treuren, vanwaar mijn vervlogen hoop? In mijn dromen ben je veilig. En mocht de dag ooit komen dat jij daaruit tevoorschijn springt, dan zullen we dansen, zingen en samen genieten. Van reizen in de trein. Op die lange levensreis.

Voor altijd de jouwe, hoewel jij nooit de mijne zult zijn.
In liefde verbonden,
Tinkerbell

maandag 13 juni 2011

Brief aan het stiefzusje van Assepoester.

Hoi jij,

Schandalig, ik weet je naam niet eens. Ik heb geen idee hoe je heet, ik weet alleen maar dat je een spook bent. Een spook van een meisje. En ik weet ook dat ik nooit een vriendin van je zou kunnen worden. Want spoken moet ik niet. En zeker niet zulke kattige spoken.

Maar wie ben je echt? Ben je ook echt zo'n spook? Of ben je een product van je opvoeding? En is het echt niet mogelijk dat wij vriendinnen worden - buiten het feit om dat ik echt ben en jij niet? Misschien was je wel stapelverliefd op de prins waar Assepoester mee trouwde. Maar misschien ook wel niet. Want je deed ook zonder die prins niet bepaald aardig tegen haar.
Ik troost me maar met de gedachte dat jij een spook bent. Zonder naam. Met een zusje. En een enge moeder. En zonder prins. Want die heeft Assepoester.

En ik denk nu: lekker puh.

Tinkerbell

zaterdag 11 juni 2011

Brief aan de taart.

Beste Taart,

Je was een mooie taart, weet je dat wel? Je was ook lekker. Je schitterde en was begeerlijk. Je straalde uit dat je was gemaakt om op te eten en de hele wereld mocht dat weten. Je was gemaakt voor  feest. Je was niet alleen gemaakt om op te eten. Je was gemaakt om te zijn. Te zijn onder slingers op een grote tafel met een groot mes erbij, bordjes en lepeltjes om je mee op te eten. Je was er om te zien, het mee te maken, hoe mensen dansten. Blij waren. Je was er gewoon. Laten we het daarop houden, beste Taart.

Je was roze. Misschien had je nog mooier kunnen zijn - waarvoor sorry. Aardbeien en Framboosjes vierden feest op jou. Ach ja. Ze moeten ook wat te vieren hebben hè? Weet je toevallig ook of ze feest vierden óm jou? Was jij ook jarig, Taart?

En toch Taart, jouw verhaal is treurig. Ze zagen je niet. Je was er nog niet. Toen alle mensen kwamen waren ze je vergeten. Je stond treurig te wachten in de koelkast. Je dacht: Eet mij. Eet mij. Eet mij snel. Daarvoor ben ik gemaakt. Om te zijn en om opgegeten te worden. Maar ze hoorden je niet. Ze aten andere taarten. En jij stond te verkommeren. Totdat. Eindelijk. Iemand je at. Een persoon maar. Een ander bewonderde je, want je was een mooie taart. Dat ben je nog. Blijf je dat ook?

Niet weglopen Taart. Niet praten en al helemaal niet terugschrijven.

uw nederige boskrekel.

donderdag 9 juni 2011

Brief aan het studie-ontwijkende gedrag.

Best studie-ontwijkendgedag,

Hoe gaat het met je? Eigenlijk hoef ik dat niet te vragen hè? Je floreert uitstekend. Je geniet met volle teugen. Je danst rondjes en je sleept mij met je mee. (Dankje. Ik had toch al geen zin).

Naast me ligt een boek te grijnzen. Het roept: Kijk naar mij. Kijk in mij. Pak mij op. Houd me vast. Omhels mij! (nou zeg, die studieboeken hebben behoefte aan liefde. Maar ik heb geen liefde om ze te geven. Niet als jij de kop opsteekt). En dat doe je. De kop opsteken. Jij grijnst nog veel harder dan het boek. En ik negeer het boek en kijk naar jou. En ach. Ik hou wel van je.

Maar ik haat je ook. Altijd en altijd als er een deadline is die nog even op zich laat wachten en het nog wel fijn zou zijn als alles klaar zou zijn ben je er. Dus doe ik niks. Ook als die deadline heel snel is ben je er. Je bent er altijd. Ik hou helemaal niet van je. Dat zei ik sowieso verkeerd. Jij monster. Jij virus. Jij bacterie. Jij onuitroeibaar iets. Onkruidbestrijder helpt niet. Medicijnen niet. Alleen ijzersterke discipline. Maar wat is dat?

En zelfs nu, zelfs nu ben je er. Want wat denk je? Er zijn zoveel dingen die ik beter kan doen dan jou schrijven. Echt!

Met liefs dan maar, best studieontwijkend gedrag!

Uw nederige boskrekel.

woensdag 8 juni 2011

Brief aan ikzelf.

Als je nou een brief aan jezelf schrijft, zou je daar ook een aanhef bij moeten plakken. Maar wat voor? Om nou te zeggen 'beste ik', is ook een beetje raar. Want wie zegt dat ik de beste ik ben die ik ken? Maar ik ben dan ook de enige ik die ik ken. Dus automatisch de beste.

Hoi ik, dan maar. Hoewel dat ook weird is. Want hoi tegen jezelf zeggen is misschien wel gestoord. Stel je voor, iemand leest dat ik 'hoi ik' tegen mijzelf schrijf. Wedden dat ik meteen een consult krijg bij een psycholoog?

Zonder aanhef dan maar. Het is wel weer helder. De brief is voor mij. En niet voor iemand anders. Hoewel iedereen dit epistel aan ik mag lezen, hoor, dus voel je niet bezwaard!

Ik weet eigenlijk niet wat ik aan mijzelf zou moeten schrijven. Ik weet al lang hoe het met mij gaat, dus waarom zou ik mijzelf vermoeien met die vraag? Het gaat namelijk wel goed met mij. Ik hoef ook niet te vertellen wie ik ben, want ik weet dat al lang. Ik ben namelijk Grashopper. Met veel ants. Omdat ik uit meer ikken besta. Ikken, die allemaal dol zijn op brieven. En ze graag schrijven. En sturen. En daarom stuur ik maar een brief aan ik. Want ook ik, sprinkhaan met mijn mierengevolg, houd van brieven.
Wat ik ga doen? Brieven schrijven. Aan iedereen. Nu aan ik. Misschien morgen wel aan jou, als jij dit leest. Maar misschien ook wel niet.

Ik ga nu slapen. Dag ik, goedenacht!

Tinkerbell