woensdag 29 februari 2012

Brief aan de kaas.

Beste kaas,


Ik schrijf ‘beste’ omdat brieven in mijn wereld nu eenmaal met ‘beste’ moeten beginnen. Daar heb je geluk mee, kaas, heel veel geluk. Heeft iemand ooit dát woord naar je hoofd geslingerd? Nee? O, heb je geen hoofd? Erg verstandig lijk je me niet nee. Je zóu je verstand in je tenen kunnen hebben, zoals ik. Dat is je enige hoop, verstand in je tenen. Anders ben je de wanhoop nabij.


Weet je wat ik van jou krijg, kaas?

Onmetelijk grote argwaan. Als ik je ruik of als ik je in de verte vermoed. Of als je alleen al van plan bent een stap in mijn richting te zetten. Of als je –misschien wel buiten eigen wil om – naar me toe gestuurd wordt. Huh!


Dit boze gevoel wordt versterkt doordat ik vaak ‘kaaskop’ naar m’n kop krijg. Omdat ik geacht word jou leuk en lekker en lief te vinden omdat ik nu eenmaal hier geboren ben. Als ik op reis ga naar de verte, vragen ze meteen naar de relatie tussen jou en mij. Maar ik mag je niet, kaas. En van relaties heb ik al helemaal geen kaas gegeten.


Het liefst bemoei ik me zo min mogelijk met je. Afstand houden, zo noem ik dat ook wel. Door die afstand ben ik zó ver van je verwijderd dat ik niet persé verstand heb van verschillende soorten kazen. Voor mij ben je gewoon: De kaas.

Wat ik wel weet is dat je verschillende vormen aan kunt nemen. Grote ronde kaas, hard en donkergeel, beschimmeld, met of zonder spikkels (of stippen – hoe je het maar noemen wilt), lucht. Soms neem je de vorm ‘lucht’ aan. Nee, dat heeft niets te maken met geur en ruiken. Al ruik je altijd. Maar dit gaat dieper, een wezenlijke zaak. Jij bent de gatenkaas. Eigenlijk geldt voor jou het volgende: Hoe meer kaas, hoe minder kaas. Leeghoofd.

Heb je daar wel eens over nagedacht? Je kunt dan heel wat lijken, maar…


Toch moet ik je ook nog wat positiefs schrijven, kaas. Die kleur van jou, dat is écht ontzettend! De zon, díe zal je nooit kunnen overtreffen, en de strepen van de wesp ook niet. Maar verder heers je in allesovertreffende geelheid. Eigenlijk is dat de enige reden dat ik je soms ook vanuit een ander perspectief kan bekijken. Laten we zeggen: iets milder.

Vind je het ook bijzonder dat ik nog zo’n omslag maak, zo aan het einde van mijn brief? Weet je hoe dat komt, beste (au!) kaas? Omdat andere wezens wél van je kunnen genieten. En omdat ik week ben vanbinnen(vergelijk deze weekheid vooral niet met een stuk brie of lichtgele jong belegen kaas). En omdat ik hoop dat je de moed nu niet helemaal zult verliezen. Zo nu en dan wat naar de achtergrond verdwijnen, dát zou geen kwaad kunnen natuurlijk.


Ontwijk me in de toekomst.



De Eekhoorn




maandag 27 februari 2012

Brief aan mijn verslaving.

Beste verslaving,

Ik zou jou moeten verafschuwen, omdat je mij in je greep houdt. Omdat je ervoor zorgt dat mijn gedachten gericht zijn op jou. Of beter, datgene waar ik door jou zo aan gehecht ben geraakt. Waar ik niet meer zonder lijk te kunnen, waar ik afhankelijk van lijk te zijn. Als je mij ook maar een beetje kent, weet je dat ik alles behalve afhankelijk wil zijn. Dus ik zou je moeten verafschuwen.

Toch voel ik niet zozeer afschuw, maar meer een gevoel van twijfel. Het is namelijk voor een belangrijk deel mijn eigen fout. Voor ik begon, was ik al voor je gewaarschuwd en toch trapte ik met open ogen in de val: ik startte. En als elk ander dacht ook ik dat jij een fabeltje was. Dat ik het wel zelf in de hand zou houden. Dat ik zo dom niet zou zijn.

Maar helaas, het liep anders. Je kreeg me in je greep. Ja, ik leer ervan. Ja, het is leuk. Ja, het is nuttig. Maar het is ook een feit: ik moet meer. Ik kan het niet langer ontkennen: ik ben verslaafd aan Bones. Ook al kijk ik sommige afleveringen tussen mijn vingers door (dat is een meisjesachtige manier om te zeggen dat je het héél erg eng vindt zonder dat toe te willen geven), ook al vind zelfs ik sommige dingen te gruwelijk, ik geniet ervan. Ik moet weten hoe het afloopt.

Mijn beste verslaving, ergens ben ik je dus ook wel dankbaar. Je geeft me een hoop plezier en een heerlijke tijdsbesteding, die veel nuttelozer kan zijn dan het nu is. Maar hoe gaan wij nu verder? Ik kan me moeilijk hele dagen richten op mijn favoriete TV-serie. Dat is: het kan wel, maar dat lijkt me nou niet direct een heel strak plan. En om nou helemaal te stoppen… Ik ben meer voor een compromis: als ik 2 afleveringen in de week kijk, laat jij mij verder met rust. Dan heb jij het idee dat je mij in je macht houdt, terwijl ik het gevoel heb dat dat niet zo is.

Graag hoor ik jouw kant van het verhaal, en als het even kan, mét een oplossing voor mijn dilemma!

Tinkerbell


zaterdag 25 februari 2012

Brief aan het negeren.

Ik wist niet of ik met De Heer  of Mevrouw moest beginnen. Ook wist ik niet of ik jou ten eerste moest complimenteren. Bovendien weet ik niet welke kleur je hebt, zwart of toch wit? Ik heb geen idee. Ik hoop in iedere geval dat je niet van een mannelijke geslacht bent, want anders moet ik mezelf met jou vergelijken, daar heb ik geen zin in.


Ik spreek namens mezelf, mevrouw Negeren. Ik weet niet of je iedereen dit aandoet, maar je baart onbegrip in mij. Onbegrip dat tegelijkertijd met pijn gepaard gaat. Pijn dat gepaard met machteloosheid gaat. Machteloosheid dat met boosheid gepaard gaat. Waarom doe je mij dit aan? Ben ik wat mij aandoet wel waard?


Gisteren belde ik met een vriend, hij zei dat ik jou moest negeren. Hij was ervan overtuigd dat dat de enige oplossing was om met jou om te gaan. Vuur blaas je af met vuur, water houd je tegen met water. Ik stemde in, en ik begon je te negeren.


Maar ik besef dat ik gek ben. Hoe kan ik negeren negeren? Dus mijn besluit om jou enkele serieuze vragen te stellen.

1.                  Besef je wel dat je mij kwetst?

2.                  Heb je wel medelijden met mijn onvervulde nieuwsgierige houding?

3.                  Weet je wel dat je lastig en mysterieus bent?

4.                  Wil je mij alsjeblieft vertellen of je een man of een vrouw bent?

5.                  Wanneer ga je me bellen?


Misschien heb je iets positiefs, maar daar ga ik niet over. Ik wil alleen maar weten waarom je mij dit aan doet, en melden dat wie jou bedacht heeft genegeerd moet worden.



Met genegeerde groeten,



KizaMan

donderdag 23 februari 2012

Brief aan mijn gedachte.

Beste mijn gedachte,


Wat een voorrecht een brief aan jou te mogen schrijven en om mijn brief zo krom te beginnen. Eindelijk, na zoveel kromheid en ondoorgrondelijkheid, kan ik je eens terugpakken. Jij krom, ik krom. Dat lijkt me op z’n minst op zijn plaats. Een doorgrondelijke brief zal het dan ook niet worden. Ik heb namelijk geen idee wie je bent. Of ben je meerdere iemanden? Of één iemand die zomaar kan verschieten van gevoel en van kleur of gewoon heel veel tegelijk kan zijn?


Je overvalt me, ondoorgrondelijke gedachte. Ik begrijp je niet en je maakt me tamelijk in de war. Soms voel je zalmroze en ruik je naar zoete vrede. Dan wil ik je graag bij me houden. Maar soms ben je onzeker en onuitstaanbaar. En onverstaanbaar. En onweerstaanbaar. Een onding dus. Dat vooral. Toch weet ik niet of ik je zou kunnen missen. Ik denk van niet. Maar dat denken van mij…


Nu wakkert ergens diep in mij een boze gedachte aan. Je bent een gedachte met ongetwijfeld veel kwaad in de zin en je roept gevoelens van wraak in me op. Eerst voel je als een klein lichtgrijs wolkje, maar langzaam maar zeker word je omgetoverd in een dikke, zwarte donderwolk. Genadeloos beukend tegen mijn gedachten, mijn gevoel, mijn leven, ik. Zal je me ooit verlaten? Weet je wat ik ook voel als ik jou denk? Argwaan. Bergen argwaan en onzekerheid. Want verder ben ik niet boos, denk ik. Jíj maakt me boos!


Iets verderop komt een ander soort gedachte aanwaaien. Deze keer een lichtrode gedachte met een liefelijke uitstraling.

Beste gedachte, je omhelst alle andere gedachten en je lijkt me altijd met je zoete aanwezigheid te omringen. Je overvalt me met een licht en zweverig gevoel en de tijd lijkt even stil te staan. Totdat ik weer in de werkelijkheid terecht kom en besef dat de tijd absoluut, hoegenaamd, hoe dan ook, niet stil zal staan. Nu niet en nooit. Jíj maakt me gelukkig. Zou je mij eens willen schrijven dat het leuk is om door mij gedacht te worden?


En nu, verdrietige gedachte, ben jij aan de beurt. Ik stop je altijd ver weg in mijn diepste binnenste. Muurvast zit je daar. Je schreeuwt om aandacht, maar buitenste binnen keren wil ik je niet. Aan niemand wil ik je laten zien – of laten horen in het geval dat je zo hard schreeuwt dat je te horen bent. Eigenlijk ben je een gemene gedachte. Je prikt, slaat en knijpt maar wat raak. Toch lijk je enigszins lichter te worden als ik je deel met anderen. Er valt dan iets van me af. Apart is dat. Want kan jij lichter worden? Of ga je ergens anders verder met knijpen en slaan? In dat geval ontsier je jezelf.


Nu nog een ode aan jou, lieve droomgedachte. Als ik jóu toch niet had. Ik heb altijd al eens een gedachte willen zijn. Als ik kon kiezen zou ik zonder twijfelen jou zijn.

Altijd gedragen te worden door de wolken. Hoe allesovertreffend moet dat zijn. Eindeloos zwevend, fladderend en verzonken in dromerige gedachten die alles waard zijn. Vliegend naar de verte en vooral, in de verste verte, niet wetend wat er komen gaat. Gebaseerd op niets. Zonder enige moeite op weg naar avontuur, alles –maar dan ook écht alles- te vergeten en niet denken aan wat beneden is. Beneden, waar zwaartekracht heerst. Beneden, waar jij je niet durft te wagen. Je bent slim, beste droomgedachte. Ik vind je oneindig schoon, zo mooi. Hoe zal ík ooit jóú kunnen zijn?


En nu heb ik het nog niet eens over die gedachten die niet te denken zijn. Díe zijn pas ondoorgrondelijk. En onbegrijpelijk bovendien. Maar mooi zijn die gedachten, móói!

En dan vergeet ik nog te schrijven over weemoedige gedachten, gedachten van dankbaarheid, onzekere gedachten, kleurverschietende gedachten en geniet-gedachten. Eindeloos veel gedachten dus.


Ik heb nog één vraag aan jullie, beste gedachten. Ik schrijf jullie omdat ik denk dat je niet maar één iemand bent, en dat je al helemaal niet zomaar iemand bent. Zou het niet mogelijk zijn dat jullie mij denken, in plaats van ik jullie? Gewoon een keer ruilen lijkt me wel net zo eerlijk. Waarom? Om niet uit balans te raken en omdat ik áltijd denk. Ooit besloot ik nooit meer te denken. Maar zelfs dát was een gedachte. Een gedachte die bleef hangen, er nog steeds hangt en ik nooit helemaal uit mijn hoofd en hart zal kunnen wegdenken. En dat wens ik ook niet, behalve soms.



De eekhoorn








woensdag 22 februari 2012

Brief aan de neurotische tics.

Beste neurotische tics,

Wat een heerlijke brief wordt dit. Want jullie zijn in meervoud. En dus zo helemaal niet alleen en zo totaal niet eenzaam. Dat moet wel erg heerlijk voor jullie zijn.  Altijd samen te zijn. En behalve dat jullie zo lekker meervoudig (en complex) zijn, zijn jullie daarbovenop ook nog taboe. En welk onderwerp leent zich beter voor een brief dan een taboe?

Ik stel voor dat jullie onder het genot van jullie nagels lezen wat we jullie te vertellen hebben. Leun achterover, wrijf je klamme handen. Want hoewel iedereen zich schaamt voor zijn neurotische gedachten, woorden en werken, gaan we ze hier poneren. We gaan jullie en iedereen vertellen welke uitwerking jullie kunnen hebben.

Ik ken jullie vooral als gedachten. Als achttien, negentien, twintig in mijn hoofd. Als menen dat bij een zebra het zwart verboden is. En dat wit verplicht is. (Voor al die neurotische mensen zouden ze eigenlijk de zebra geen zebra meer moeten laten zijn, maar gewoon een witte streep over de weg). En vergeet de lijnen in de kurkvloer thuis niet. Absoluut verboden om op een lijn te gaan staan. Liever maak ik een erg uit de toon vallende stap dan dat ik mezelf betrap op het op-een-lijn-staan.

Misschien bestaan jullie ook als woorden. Weten jullie dat, neurotische tics? En in welke woorden zitten jullie het liefst?

En jullie bestaan als daden. Maar dan weer anders.  Zo ben je aanwezig in mijn schilderijtjes-rechthang-tic. Denk maar niet dat ik geconcentreerd deelneem aan een gesprek als er in de ruimte een schilderij scheef hangt. Denk maar niet dat ik de ruimte verlaat zonder dat jij me dwingt éérst het schilderij in kwestie recht te hangen.  En wat te denken van het feit dat ik níet ga slapen als ik maar half denk dat de badkamerdeur nog open staat. Jij dwingt mij er toe – ongeacht of ik al onder de dekens lig en alle lampen uit heb gedaan – uit bed te gaan en te gaan controleren of de badkamerdeur wel dicht zit. Want denk maar niet dat ik ga slapen als ik denk dat de badkamerdeur open staat. Allemaal door jou.


De Boskrekel en de Koningstijger


maandag 20 februari 2012

Brief aan het geluk.

Best geluk.


Ik begin deze keer niet met de vraag, wíé je bent. Maar wáár je bent. Wáár ben jij?

Velen zoeken jou. Weet je dat? Velen zoeken jou 'in de verte'. Daar waar ikzelf nog niet geweest ben. Betekent dat dat ik jou nog nooit ontmoet heb?

Daar waar ik niet ben, is geluk. Ja?

Wat nu, als je naast me zou wonen? Dan zou je altijd in mijn buurt zijn. Als mensen zouden vragen: waar is geluk, zou ik kunnen zeggen: Die woont naast me.

Maar als ik nu zou verhuizen? Zou je mee verhuizen? Zou je me volgen waar ik ook heen zou gaan? Zijn er plekken waar jij niet kunt of wilt komen?

Maar, als je mij dus zou volgen, volg jij mij. In plaats van ik jou. Dat is niet wat ik me bij jou voorstel(de). Eigenlijk.

En als ik dus gewoon eens zónder jou zou willen zijn, en jij zou mij overal volgen waar ik ga, zou dan kunnen? Gewoon, omdat altijd geluk wel héél gelukkig voelt? Als jij mij volgt, kan ik dus nergens heen waar jij niet bent. Nooit zonder jou zijn. Maar stel, je woont naast me en ik wil je kwijt. Dan kan ik dat alleen door te verhuizen. Maar als ik dan verhuis (en jij gaat niet mee) dan laat ik jou achter. Blijf jij dan daar? En 'ben' jij dan van iemand anders? Kan ik dan nóóit meer gelukkig zijn? Maar als ik dus blijf wonen daar, naast jou. Hoe weet ik dan dat er naast jou geen ánder geluk is? Door op één plaats te blijven ontdek ik niets. En hoe weet ik nou dat jíj hét geluk bent? Ben jij eigenlijk wel absoluut? (zie je, kom ik toch nog bij jouw 'zijn' terecht.) Als je absoluut bent, ben jij dan aan één plaats gebonden? En als je dan 'in de verte' bent, vind ik jou dan ooit wel? Maar als je naast me zou wonen, ontdek ik dan nog wel? En als je variabel bent, waarvan ben je dan afhankelijk? Van mijn -zijn-? Van mijn zoeken naar jou? Van mijn invulling áán jou? Ben jij meetbaar? Vatbaar? Tastbaar?

Geluk. Onvindbaar?


Geluk.

  vind je niet.

waar je het

         zoekt.

Geluk

  vind je.

waar je het niet.

        verwacht.

Het blijft

    niet.

Dynamisch.

Vind

  wat je zoekt.

Gelukt geluk.

donderdag 16 februari 2012

Brief aan het tegenovergestelde.

Best tegenovergestelde,

Ik wilde je vragen hoe het met je gaat. Maar wát je ook zegt, de kans is aanwezig dat je het tegenovergestelde bedoelt. Zo ben je wel. En toch wil ik het weten. Hoe maakt u het, tegenovergestelde? Brengt u uw dagen door in een knoop omdat u altijd alles bent? Of in ieder geval het meeste: de dingen die een tegenovergestelde hebben.

En wat is het tegenovergestelde. Iets wat ergens tegenover staat? Of iets wat compleet anders is dan datgene wat wordt genoemd. De zon, de maan. De dag. De nacht. Het leven. De dood. De slaap. Het wakker zijn. Geloven. Niet geloven. Je bent het allemaal. Maar alleen wanneer het ene genoemd wordt, ben jij het tegenovergestelde. En wanneer het andere genoemd wordt ben je nog steeds het tegenovergestelde, al wordt er iets anders met je bedoeld. (Mijn arme, arme hersenen). Want ik heb mijn twijfels of de maan in alle opzichten het tegenovergestelde is van de zon. En de dag is ook niet in alle opzichten het tegenovergestelde van de nacht (dat weet jij ook. De tijd tikt nog steeds even snel). En slaap en wakker zijn omarmen elkaar in de dromen. (Zou ik nu, met een hele grote mond en een heel klein hart, moeten stellen dat je weer zo’n heerlijk vaag concept bent wat gewoon helemaal niet bestaat?)

Laat me nog even, voor drie zinnen, in de waan dat je wel bestaat. Want wat ik eigenlijk wilde weten – en dat weet jij vast wel

Heb ik ook een tegenovergestelde? En hoe ziet dat – het – eruit? Kan ik ermee praten of alleen zachtjes mompelen? Kijkt het? Praat het? Is het mens? Is het licht of juist donker? Kun je het eten? En is het aardig? (dat laatste liever niet).

De boskrekel.

dinsdag 14 februari 2012

Brief VAN de mier.

Met dank aan de Butterfly die de mier terug laat schrijven :).

-
Lieve beste dieren,
Ik, de mier, bedank jullie
bedank jullie vanuit mijn hart
vanuit mijn hart, diep in mij
diep in mij, welt op een diepe dankbaarheid

Die dankbaarheid laat mij bedanken
en omdat het komt van diep van binnenuit
kan het jullie bereiken,
waar ik en jullie ook zijn.
Ik, die mier, ben bijna in de verte
de verte was zo ver maar is nu dichtbij
dichtbij, maar ik ben er nog niet
 en de afstand tussen dichtbij en de verte kan nog zo ver zijn
de verte is wél ergens
het is daar, waar ik nu dichtbij ben
als dichtbij, bij mij wordt
ben ik in de verte.
Of is de verte dan in mij?
Ik, de mier, mis jullie
mis jullie omdat jullie hier niet zijn
jullie zijn hier niet omdat ik daar niet ben waar jullie zijn
en jullie niet zijn hier waar ik ben

Maar als ik ga naar daar waar jullie zijn
wordt dichtbij de verte, ver weg bij de verte
en mis ik de verte.


De mier stopte met schrijven. En kloof op zijn schrijfgerei. Wat miste hij zijn vrienden. Zou dat missen erger zijn dan het missen van de verte? Hij kon het niet vergelijken! Want hij voelde het niet op hetzelfde moment. Hoe hij ook zijn best deed, hij voelde het niet. Hij wist het gewoon niet.
Hij dacht:

Ik miste de verte. Dus ging ik op weg naar de verte. Nu, bijna bij de verte,mis ik mijn vrienden. Mijn vrienden waar ik was. Ik mis hen in mijn hart. Mijn hart is in mij. Diep in mij, mis ik hen. Ik mis ze in mijn hart omdat ze waren,nee zijn,  in mijn hart. Als ik nu terug naar mijn vrienden ga,bereik ik de verte nooit. De verte is dan niet in mij. Niet in mijn hart. Kan ik de verte dan missen in mijn hart?
Trouwens.

Mijn vrienden zijn dáár. Dat is niet híér. Dus, mijn vrienden zijn nu in de‘andere’ verte. Hé. Mijn vrienden zijn in de verte. Mijn vrienden zijn in mij. In het missen. Dus, de verte is in mij…

Hij schreef verder …
Ik, de mier, vind de verte.
de verte van mijn vrienden
mijn vrienden die in mijn hart zijn
in mijn hart is nu de verte.

Ik, de mier, vind mijzelf
mijzelf in mijn hart
mijn hart waar mijn vrienden zijn
mijn vrienden in de verte
vanuit de verte aan mijn vrienden, in mijzelf.


de mier

maandag 13 februari 2012

Brief aan de eenzaamheid.

Beste eenzaamheid,                                                                                                                                  



Het lijkt me het beste als je verdwijnt. Niet dat je je verstopt, je even niet laat zien, tijdelijk ophoudt met bestaan, maar gewoon eens verdwijnt. In het niet. En nooit meer terug komt. Nooit meer terugkeren op je schreden is een talent. Dat kun je ontwikkelen, Eenzaamheid. Geloof me maar. Ga! Omdat ik het zeg. Je stoort me en ik ben genadeloos in het verdrijven van jou. Ik wijs je voorgoed de deur en zal je nooit meer vragen terug te komen. Zelfs niet even op visite.



Vrede met jou stichten heeft geen enkele zin, omdat ik geen liefde meer voor je op kan brengen, Eenzaamheid. Niet het kleinste beetje in het diepste hoekje van mijn hart voelt genegenheid voor jou. Ik wil jou niet in mijn nabijheid, maar jij wilt wel bij mij zijn. Graag zelfs. Weet je hoe dat heet? Onevenwichtigheid. En onevenwichtige relaties hebben geen enkele kans van slagen is mijn ervaring.



Ik ben vrienden met jouw vrienden en dat zal ik blijven. Ik hou bij tijden van Stilte, Alleenheid, Gedachten en Overdenking. Maar met jou, Eenzaamheid, kan ik niet meer samenleven. Je stoort me. Dat komt dat ik jou bij me voel op allerlei soort van momenten. Onbruikbare, ongelegen, onaangekondigde en mistige of heldere momenten. Het maakt niet uit waar ik ben. Het maakt niet uit of er anderen dicht bij me zijn. Of ik binnen ben of buiten, thuis, op straat, in de woestijn, op een feest of in het bos. Als jij bij me bent voel ik me verloren en voel ik hoe iets buiten mijzelf (waarschijnlijk ook jij!) grip op mij krijgt. Altijd breng je weemoed met je mee, en ik voel hoe ik mijn kracht aan jou moet geven. Je bent wat veeleisend en soms moet ik van je huilen.



Liever verlies ik je. Nog nooit heb ik zo graag een verlies geleden. Ga nu maar. Pak gerust je koffer en voel je niet schuldig als je vertrekt zonder gedag te zeggen. Ik weet dat je een hekel hebt aan afscheid nemen. Ga maar. Ik zeg het nu vast tegen je: Dag Eenzaamheid, er bestaat geen ‘wij’ meer. Ga maar weg, voorgoed. Ik kan prima zonder je leven.  



Ik voel me opgelucht.



De Koningstijger

zaterdag 11 februari 2012

Brief aan de mier.

Pas kreeg ik het poëtische boekje van het vertrek van de mier van Toon Tellegen te lezen. In het boek reageert elk dier weer anders op het vertrek van de mier, een ieder naar zijn aard of karakter. De mier doolt rond in de woestijn op zoek naar de verte (en zichzelf). Graag wil ik er nog een stukje bijvoegen (dat wordt dan H.45 van de baviaan) die niet gemist mag worden.

45

Nadat de baviaan hoorde dat de mier weg was, organiseerde hij een meeting voor alle dieren. Toen alle dieren bij elkaar waren in het bos op de grote open plek, sprak de baviaan op zijn typische bavianentoon. ‘Geachte dieren zonder mier, wij allen zijn verdrietig door het gemis van de mier. Hij is weggegaan voor zijn plezier of misschien wel voor het vertier, of allebei, of misschien per ongeluk. Het zou kunnen dat de mier zo dom is geweest om zijn zuur te spuiten tegen het water, waardoor er een scheikundige reactie ontstond met dampen van waterstof die hij inademde, en zo werd hij lichter dan lucht en steeg op naar de verte, naar andere lichtpuntjes.’ Het bleek dat alleen de scheikundekever met deze verklaring uit de voeten kon. De baviaan ging verder. ‘Misschien voelde de mier zich eenzaam en vertrok hij naar de verte om zich nog eenzamer te voelen en als hij dan terugkomt, dat hij zich dan minder eenzaam voelt omdat het in vergelijking hoe eenzaam hij is geweest het een stuk minder eenzaam is. Of, wie weet, is hij in contact gekomen met de oosterse wijsheid uit de verte en probeerde de mier in zichzelf te keren en op te gaan in het zijn, en dat toen hij in zichzelf keerde, hij niet meer uit zichzelf kon keren omdat hij ‘is’, dat is, ‘zijn’ is geworden. Toen zei de eekhoorn; ‘wat hebben wij aan al die mogelijke oplossingen, hij is er niet klaar, wij missen hem zo, wij zijn zo verdrietig…’ De baviaan kreeg erg medelijden en begon maar grapjes te maken om de sfeer wat luchtiger te maken. ‘Mieren lopen niet in zeven sloten tegelijk, want ze hebben maar zes poten. Of misschien is hij het gemier zat van de luiaard die haar wegen bestudeerde.’  Maar niemand vond het grappig, want iedereen miste de mier. Toch had de baviaan het vermoeden waarom de mier weg was, maar hij kon het niet brengen. Hij wist dat de mier zichzelf was kwijtgeraakt. Want zelf had hij dat ook weleens meegemaakt, gelukkig hadden ze hem allemaal geholpen, hoewel hij het zelf moest doen. En hij wist dat samen veel sterker is dan alleen en daarom zei hij; ‘Laten we samen een brief schrijven voor de mier.’ Want de ene heeft poten om te schrijven, de ander een hoofd om na te denken en de volgende een rug om alles te dragen en samen heb je alles wat er nodig is. En zo schreef de baviaan samen met de anderen een hele wijze brief voor de mier, waarin duidelijk werd waarom de mier was vertrokken…

Lieve beste mier,

Wij, alle dieren, missen jou.

En wij missen jou omdat je weg bent.

En je bent weg omdat je jezelf bent kwijtgeraakt.

En je bent jezelf kwijtgeraakt omdat jij denkt dat je niet erkend wordt.

En je erkent jezelf niet omdat je vrijheid mist en verantwoordelijkheid mist en zelfstandigheid mist.

Want weg zijn geeft vrijheid en verantwoordelijkheid en dan moet je zelfstandig zijn.

Maar als je weg bent dan kan je dat aan niemand laten zien.

En krijg je daar dan ook geen erkenning voor.

Dus wil je terugkomen?



Wij, alle dieren, zoeken jou.

Maar jij bent op zoek naar de verte.

En de verte is best wel heel erg ver weg toch?

En je kunt zomaar verdwalen in de verte, ook al is het niet te vinden.

En de verte is overal, maar ook nergens, het blijft altijd even ver weg, en het is zo onbereikbaar.

En als je naar de verte gaat, dan is waar je bent geweest weer in de verte.

Als je op zoek ben naar jezelf in de verte, blijft het ver.

In de verte kun je jezelf niet vinden.

In de verste verte niet.



Wij, alle dieren, vinden jou.

Maar dat gebeurt niet door jou te zoeken.

Wij vinden jou pas, als je jezelf weer hebt gevonden.

Kom pas terug als je vrij bent, verantwoordelijkheid hebt en zelfstandig bent.

Want pas als je dat hebt, heb je de vrijheid, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid om te komen.

Soms dan ben je jezelf verloren, en soms kun je even weg zijn, eventjes wel.

En als je jezelf weer hebt gevonden, kom dan terug.

Dan zullen we meer van je houden,

Dan ooit tevoren.



…omdat je jezelf hebt gevonden, want die ligt in je, niet in de verte…




Uit de verte van dichtbij,



Wij, baboon, en alle dieren.


woensdag 8 februari 2012

Brief aan de PVV.

Ge(min)achte PVV,

Voor het eerst in mijn briefschrijfcarrière schrijf ik een politieke brief. Een droeve brief. En dat terwijl ik me ooit voorgenomen had om 1) geen politieke brieven te schrijven, 2) geen droeve politieke brieven te schrijven en 3) zéker niet naar de PVV te schrijven.

U ziet, ik breek al mijn eigen voornemens. Het is een grof schandaal! Maar wat ik eerlijk gezegd een nog grover schandaal vind, is de houding die de PVV zich de laatste tijd (en mijns inziens, al vanaf het begin) aanmeet. U bent immers de partij van de VRIJHEID. Maar zo langzamerhand begin ik me af te vragen welke vrijheid u bedoelt. Vrijheid om te kwetsen? Vrijheid om te shockeren? Vrijheid om te discrimineren? Vrijheid van racisme?

Nu ik dit allemaal zeg, wordt u vast boos op mij. Want u bent de partij van de Vrijheid, en ik heb die Vrijheid niet. En dus zegt u vast dat ik dit schrijf om mijzelf in beeld te brengen, om te zorgen dat ik een trapje hoger op de maatschappelijke, politieke of wat voor ladder dan ook maar kom te staan. Maar nee, zo is het niet. Want uw idee van vrijheid is niet mijn idee van vrijheid. Uw idee van vrijheid is naar mijn idee van vrijheid juist bekrompen. Mijn idee van vrijheid omvat acceptatie. Respect. Vertrouwen. En, misschien wel de meest opvallende, lef. Want voor uw vrijheid hoef je niet dapper te zijn. Ook niet na te hoeven denken. Want uw formule is te gemakkelijk om onder woorden te brengen, en toch doe ik een voorzichtige poging. Want ik houd van formules. Uw formule luidt als volgt: men neme 1 bevolkingsgroep. Vermenigvuldig dat met 1 religie. Volgt u het nog? Dat is dus 1. Vermenigvuldig dat met het percentage extremisten wereldwijd. Dat is dus 0.00234. Mee eens? Vermenigvuldig dat met 10.000. We komen dan op 23.4. Maak daar een percentage van en doe alsof dát de kans is op extremisme. Dus. Scary. Wat worden wij bang! Want dadelijk wordt onze vrijheid ingeperkt door extremisten. En dan ploft er een bom naast mijn huis. Want dat doen extremisten. En dat zijn er héél veel.

Snapt u nu dat ik uw idee van vrijheid niet dapper vind? Van een afstandje wijzen naar dat arme jongetje dat een klompvoetje heeft gehad, is zeker niet dapper. Van een afstandje schelden naar een groepje mensen die je niet mag, is absoluut niet dapper. Van dichtbij wijzen naar dat arme jongetje, zonder de moeite te nemen om hem te leren kennen, is zeker niet respectvol. Van dichtbij dat groepje mensen dat je niet mag, uitschelden, is respectloos. Maar naar hen toegaan, hen leren kennen, accepteren, respecteren en vertrouwen, is dapper. En duurzaam.

U had deze felheid vast niet verwacht van onze lieve Tinkerbell. Want u ziet mij vast nog als het lieve, onschuldige elfje dat haar beste vriendje hielp. Maar vergist u zich niet. Ik redde mijn liefste Peter Pan uit handen van boze mannen, grootse schurken. U bent slechts een vage afspiegeling van hen. En ik hoop van harte dat u ooit zelfs geen afspiegeling meer van hen zult zijn, maar dat u zich bij ons kamp voegt, en met ons meevecht voor ware vrijheid.

Toch immer vriendelijk gegroet,

Tinkerbell

zaterdag 4 februari 2012

Brief aan de groeiende hoop.

Beste groeiende-hoop,


Sorry dat ik zo laf ben. Eigenlijk zeg ik dit liever face-to-face. Maar ik heb geen idee hoe je eruit ziet. En ik vind het eigenlijk ook best wel eng. Daarom, heel laf, een brief.

Groeiende-hoop, waarom ben je gekomen? Wie stuurde jou? Of kwam je zelf? En waarom dan? Ik vroeg toch niet om jou? Kwam je uit het niets? Of was er een externe factor die jou creëerde en liet nestelen in mijn hart? Of gaf ik zélf de aanleiding voor jouw komst? Had ik je kunnen weigeren? Buiten laten staan? Wat had je dan gedaan? Koste wat het kost toch naar binnen gekomen? Of ga jij daar niet over? Wie of wat stuurt jou dan? Echt, elk ANDER moment waardeer ik jou. Jij doet leven. Geloven. Liefhebben. En jouw groeien, - wie of wat beïnvloedt dat?- is zo'n wonderlijk gevoel. Ademloze afwachting, vermengt met vreugde, liefde, geloof. Vertrouwen. Maar weetje, ik weet óók wat er overblijft als jij ineens, onaangekondigd, vertrekt. Weet je dat zelf? Weet je écht wat voor puinhopen je achterlaat? Weet je,ik vind het moeilijk. Enerzijds wil ik je smeken om maar nooit meer te komen. Ga mij maar voorbij. Preventie noemt men dat, voorkomen is beter dan genezen!

Maar anderzijds, het moeten missen, het nooit, nóóit meer voelen van jou in je groeiende wonderlijke zijn.. Nee, dat heb ik er ook niet weer voor over. Denk ik.

Ik kreeg pas een goede raad; It is impossible to find someone who never hurts you. So, go after the one who's worth the pain!

Kan ik jou roepen? Roepen als ik je nodig heb? Roepen, voor het moment waarvan ik weet dat áls je mogelijk weer zou verdwijnen, de puinhopen niet op te wegen zijn tegen het wonderlijke fantastische gevoel van jou ervaren?

 Ik hóóp het zo.


Een hoopvolle groet,

the butterfly.

donderdag 2 februari 2012

Brief aan de engel op de Sint Jan.

Beste engel,

Hip hoor, communiceren met zo’n telefoon! Laten ze me nooit meer zeggen dat ze daarboven niet met hun tijd meegaan; zelfs de mobiele telefoon heeft een hemels doel. Hoeveel mensen bellen u nou eigenlijk op een dag? En belt u zelf ook wel mensen? Ik bedoel: dat mobieltje heeft u natuurlijk niet voor niets, het lijkt me een initiatief waar mensen wel gebruik van kunnen maken. Tenminste, als ik niet voortdurend in financiële nood zou zijn, wanneer mijn chronische gebrek aan beltegoed opgelost zou zijn, dan zou ik er mogelijk wel een telefoontje aan wagen. Want vragen, die heb ik wel. En die bespreek ik dan misschien nog wel liever telefonisch dan via een brief. Reageert u eigenlijk ook op brieven? Of bent u zo met uw tijd meegegaan, dat de brief voorgoed verleden tijd is?

Ik moet wel zeggen dat ik blij ben dat u er bent. Wat ik me alleen nog wel afvroeg: is het nou zo dat u nieuw in dienst bent gekomen, speciaal voor alle telefoontjes, of doet u dit naast uw dagelijkse taak? O, u werkt vast niet met tijden en dagen etc., u leeft vast buiten de tijd. Dat lijkt me wel lastig, om te moeten schakelen tussen tijd en eeuwigheid!

Weet u wat, dit zijn wel weer genoeg vragen voor vandaag. Ik kan me voorstellen dat u nog niet aan slapen denkt, maar ik al weer wel. Maar ik ben dan ook een mens, geen engel. Mocht u geen tijd hebben om mijn brief te beantwoorden: dat geeft niet. Ik begrijp het als u andere dingen te doen heeft. Belangrijkere dingen. Maar u vindt het vast niet erg dat ik u schreef!

Tinkerbell

Geschreven naar aanleiding van dit berichtje.