donderdag 26 april 2012

Brief aan de Regenboog (2)

Beste Regenboog,

Weet je wat ik ben? Ontroerd. Met stomheid geslagen. Door jou. Daarom schrijf ik je een brief. Normaal met je praten gaat niet lukken op dit moment, want tranen van ontroering zullen dan over mijn wangen stromen en mijn stem zal klinken alsof iemand op een onbepaald ritme op mijn stembanden staat te springen.

Wat ben jíj mooi. Groot en helder stond je zojuist te stralen. Zo kleurrijk, zo verheven, zo elegant, zo geniaal. Hoe je precies ontstaat weet ik niet. Dat komt door mijn onwetendheid. Niets weet ik van prisma’s, meteorologisch, kegels, spectrum of hoeveel graden je ook maar weer bent. Warm, dat ben je. Kleuren, zo volmaakt in elkaar overlopend.

Je lijkt met beide benen stevig op de grond te staan, beste Regenboog. Zo nu en dan met één been op het dak, soms eindig je ergens in de boom, maar dat is nog niets vergeleken met mij (bij jou heet dat dansen, denk ik, bij mij zou je het slingeren of wankelbaarheid kunnen noemen). Dat ‘met beide benen op de grond staan’ wekt wel een soort jaloersachtig iets in me op. Je straalt overtuigend en staat zo zelfbewust en sierlijk aan de hemel.

Wat jij nodig hebt om te leven –of om je zelf in ieder geval zichtbaar te maken- is zonlicht en regen. Beide. Je bent net het leven. Opklaringen én buien. Van alles wat, alsof het niets is. Heerlijk afwisselend. Vanaf nu noem ik je de regenzonboog, voor het evenwicht.

Je bent merkwaardig, beste Regenzonboog. Je hebt aantrekkingskracht, waardoor ik naar je móét kijken. Maar als ik naar jou kijk zie ik de zon niet meer. Kijk ik naar de zon, jíj weg. Wat ik wens is vier ogen. Twee van voren en twee van achteren (mijn wens is al half waargemaakt en ik heb géén ogen in mijn achterhoofd). Bijvoorbeeld. Of ogen op sprieten, zoals de slak. Rondtollende,opmerkzame ogen die alles zien, onbeperkt kunnen draaien en waarbij tunnelvisie volstrekt is uitgesloten.

Eigenlijk Regenzonboog, staat de regen tussen jou en de zon in. Vind je dat niet vervelend? Je wordt weerkaatst in die zweverige druppeltjes van glas, dat wel. Maar zie je eigenlijk wel eens de zon? Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor mijn onwetendheid. Maar doordat ik alles niet zo onmiskenbaar weet, kan ik me weer enkel verwonderen.

Met jou in mijn buurt ben ik veilig. Je reist met me mee -zoals mijn schaduw-, bent zo persoonlijk, oneindig (die pot met goud kan ik wel vergeten). Boog van trouw.

De Eekhoorn

-
Voor een eerdere brief, van de Koningstijger, aan de regenboog: link

zaterdag 21 april 2012

Brief aan het veronachtzamen.

Best veronachtzamen,

Je glimlacht. Applaudisseert.  Maar altijd weer haal je daarna je schouders op. En doe je of alles, álles je helemaal niets interesseert. Je bent het veronachtzamen. Je torent hoog  boven de mensen uit en bent absoluut familie van de minachting. Hoi veronachtzamen. Kun je het goed zien daarboven? Waait het daar harder dan hier?

Ver-on-acht-zamen. Ver. (Kom je van ver, of is ver gewoon een soort van voorzetsel voor de grap?). On. (Meestal voor alles wat niet mooi is). Acht. (Getal). Zamen (Geen woord). Achtzamen bestaat niet. Onachtzamen ook niet. Alleen jij, veronachtzamen. En ik was even vergeten dat je doorgaans helemaal niet glimlacht en applaudisseert. Je schouders ophalen, dat doe je voortdurend. En meestal kijk je meteen de andere kant op, omdat daar betere dingen te zien zijn.

 Als je wat krijgt is het: O. Is dat alles? En als je wat geeft betekent het niets. (Jij betekent ook niets, wist je dat wel?).  Je bent degene die het gegeven paard wél in de bek kijkt en het aantal tanden telt. Maar in jouw geval heeft het paard geen tanden meer. Smalend haal je opnieuw je schouders op.

Ik dacht eigenlijk dat ik jou een mooie lange diepnadenkende brief (zo één met een frons boven zijn wenkbrauwen) zou sturen. Maar om twee redenen zal ik dat niet doen. De eerste is dat mijn hoofd leeg is en geen fronsen kan produceren. De tweede is dat jij maar eens moet voelen wat je bent. En dus veronachtzaam ik jou. Haal mijn schouders op. Want je interesseert me niet.



De boskrekel.

donderdag 19 april 2012

Brief aan de verwondering.


Beste Verwondering,

Eindeloos onuitputtelijk is jouw grootheid en puurheid. En eindeloos groot mijn verwondering als ik, in de pracht van de ondergaande zon, eindelijk bedenk om eens een brief aan jou te schrijven. Want dat is wat je verdient, beste Verwondering. Niets minder dan een loflied op jouw schittering en heerlijkheid. Daarom schrijf ik je, uit het diepst van mijn hart.


Verwonderd over het wonder dat ik me zo ongelofeloos veel kan verwonderen, wil ik je meedelen dat ik dankbaar ben, beste Verwondering, heel dankbaar! En ik kan me dan ook bijna niet anders indenken dan dat je zelf ook heel dankbaar bent voor wie je bent. De Verwondering. Graag zou ik me ook eens voorstellen: ‘Aangenaam, ik ben de verwondering’. Er lijkt me overigens wel een wezenlijk verschil zitten tussen je verwonderen of de verwondering zíjn. In ieder geval geef jij hoe dan ook, hoegenaamd, absoluut veel kleur aan mijn leven.


Op de meest onverwachte, onbewuste of onmerkbare momenten verschijn jij op toneel. Genietend van de normale dingen in het leven. En dat is de kunst, beste Verwondering. Verwonderen over de kleine dingen in het leven. Ook over de grote dingen, maar dát wens jij niet persé. Je blinkt uit in je allesovertreffende tevredenheid.


Ik ben blij met je, toch bekruipt ergens mij een schuldgevoel. Heel precies kan ik het niet omschrijven. Wat ik wel weet is dat ik toch zoveel heb om me over te verwonderen. Soms misschien wel teveel zodat de onschuldigheid en puurheid van jou wat in het niet valt. Vooral in tegenstelling tot zoveel anderen, die veel minder bedeeld zijn dan ik, en vaak toch zó dankbaar zijn. En tevreden. Wanneer ik mezelf betrap op mijn masker van zelfmedelijden en triestheid, wringt er een donker en modderig aanvoelend gevoel doordringend tot in mijn diepste ik. Het dringt weer tot me door dat ik verre van zielig en aandoenlijk ben, en ik besluit dit verwerpelijke masker af te zetten en me enkel te verwonderen, Beste Verwondering.


Verwonderen… Over het feit dat ik besta, over het feit dat degene die deze brief leest bestaat. Over de ontelbare sterren die flonkerend aan de hemel alles van bovenaf bekijken. Wat zullen zíj zich verwonderen. Ik denk dat ze me soms uitlachen, maar me zeker ook een bemoedigend glimlachje schenken. Of knipogen. En voornamelijk verbaasd staan (of hangen) over wat er beneden hen gebeurt.

Verwonderen… Over al het groen dat langzaam, maar heel zeker, begint met bloeien, de bloemen, licht dat overgaat in duister en andersom, winter die wat opschuift en zo plaats maakt voor de lente, en ik verwonder me over de zon. Is er ook maar iets dat (bijna) zoveel licht en warmte geeft als hij? Ja, jij, beste Verwondering. Denk ik.


Wát was ik zonder jou, beste Verwondering? Ik verwonder me tijdens het reizen, tijdens feestjes en tijdens het dromen. Wáár was ik zonder jou? Misschien – reken er niet te vast op – ben jij voor mij de definitie van liefde en geluk. Vertel dit vooral tegen niemand in het bijzonder, ter voorkoming van concurrentie.


Beste Verwondering, ik zie uit naar een antwoord van jouw kant. Een brief bijvoorbeeld, waarin je wat meer vertelt over jezelf. En dan vooral over hoe jij tegenover jezelf staat. Bestaat het, dat jij je ook kunt verwonderen over jezelf? Ben jij ook wel eens woedend óp, of verdrietig óver jezelf? Of blij, of ontzet, of iets anders? Schaam je vooral niet, ik zal me overal in herkennen, mijn beste! Of verwonder je je over iets anders? Bijvoorbeeld over de wereld, over gemaakte keuzes, of over andere bewonderenswaardige en verassende zaken die opvallen en waar je van opkijkt. Zomaar wat gedachten die in me opkomen, waar ik me natuurlijk ook weer zonder mate over verwonder, beste Verwondering. Schroom niet eens wat van je te laten horen. Maar nooit zal ik het je kwalijk nemen als je andere, belangrijkere bezigheden hebt. 


Toch kan ik me ook voorstellen dat jij wel eens wat of iemand anders zou willen zijn. Je bent zonder twijfel één van de mooiste en meest zuivere begrippen van de hele wereld en omgeving, maar word je er soms niet moe van, van al dat aardig, vriendelijk en alomtegenwoordig zijn? Echter, je komt in de verste verte niet op me over alsof je iemand bent die zich ook maar enigszins anders voordoet dan wie hij in werkelijkheid is.


Beste Verwondering, jóú gun ik iedereen. Mijn wens is dat íedereen veel heeft om zich over te wonderen, veel om van te genieten, en veel om dankbaar voor te zijn. Ook gestalten met een norse uistraling en met boze ogen gericht naar de grond die leiden tot ondoorgrondelijke mismoedigheid en zwarte, misschien wel oneindige diepten. Jij bent de enige die glans kan aanbrengen op een desbetreffend gelaat en bent de enige met de kracht om hun bestaan wat op te vrolijken. Door te laten verwonderen over kleine dingen. Kleine, doch voelbare verwondering, die mogelijk kan uitlopen in onmetelijk grote verbazing.  


Je heerst in grote mate over mij. Verwonder je maar vast over dat feit, beste Verwondering. (Want snel laat ik niet iemand over mij heersen). Je bent bevoorrecht. In zoete volheid (of is het volle zoetheid?) en glorie heers je in mijn leven. Zo nu en dan een moment dat je van mijn zijde wijkt. Ben je dan op vakantie, mijn beste? Of doe je ook aan inslapen, verbergen, wegdromen of doorluchtigheid? Zó doorluchtig ben je dan, dat ik je enkel kan vermoeden. Desalniettemin keer je altijd terug en neem je trouw je plaats weer in.


Gelukkig ben ik gelukkig, beste Verwondering. Mede dankzij jou. Bij dezen spreek ik met je af dat we elkaar eeuwige trouw beloven en nooit van elkaar zullen scheiden.


De immer verwonderende en aan jou verknochte Eekhoorn


dinsdag 17 april 2012

Brief aan de vuurspuwende draak aan een touwtje

Beste vuurspuwende draak aan een touwtje,

Ze zeggen dat wij op elkaar lijken. Sterker nog, ze zeggen dat ik enger ben dan jij. Ik, Tinkerbell, enger dan een vuurspuwende draak? Ook al zit je aan een touwtje. Onzin. Stel je voor. Dat kan toch niet waar zijn? Het is een belediging, zowel voor jou als voor mij.
Nu ben ik natuurlijk niet echt bang voor jou - Tinkerbell is niet bang te krijgen, hoor! - maar dit weet ik wel: beter krijgen jij en ik geen ruzie! Want dan vliegen de vonken eraf en slaat de vlam in de pan. Want licht ontvlambaar is zeg maar wel jouw ding. Maar dat geeft niet.
Nu ik je toch aan het schrijven ben, heb ik nog wel een vraagje voor je. Als jij dan toch vuur kan spuwen, waarom zit je nog aan een touwtje? Ik weet bijna zeker dat je dat touwtje liever kwijt dan rijk bent, dus waarom brand je dat touwtje niet gewoon zelf weg? Ik geloof namelijk diep in mijn hart niet dat jij zo eng en gevaarlijk bent als ze zeggen. Diep in je hart schuilt achter dat vuurspuwende uiterlijk een lieve knuffelbeer.
En misschien is dat knuffelbeeraspect aan jou ook wel de reden dat je nog steeds aan een touwtje zit. Maar wees gerust: als je echt weg wilt, hoef je maar te kikken en ik kom je redden. Samen op avontuur, lijkt je dat niet fantastisch?
Misschien verschillen we uiteindelijk toch niet zoveel van elkaar als ik dacht!
Een lieve groet,
Tinkerbell

zaterdag 14 april 2012

Brief aan de flexibiliteit

Beste flexibiliteit.

Ik gok dat u er wel mee om kunt gaan. Ik weet het wel zeker, of nee, ik verwacht het van u. Oké, het is  misschien onverwacht, verrassend. Niet-normaal. Maar u, u die impliceert zich zonder enige moeite te kunnen aanpassen aan veranderingen in de desbetreffende omstandigheden, de voortdurende situatie: U moet dit kunnen verwerken. Of is er geen sprake van verwerken omdat dat impliceert dat er geen dirécte mogelijkheid tot -nemen zoals het is- , is? Oh, ik bedoel natuurlijk dat u om kunt gaan met het ontvangen van deze brief.


Genoeg hierover.  Oh, had ik dit moeten aankondigen? Of heeft u liever dat ik u uitdaag door van de hak op de tak te springen zonder aan te geven dat ik van onderwerp verander? Het spijt me dan, dat ik het aankondigde bedoel ik, maar mijn vermogen tot flexibiliteit is kwantitatief én kwalitatief van minder grote waarde als de uwe.

Met mijn vermogen om van de hak op de tak te springen is niets mis. Maar mijn diepgewortelde aanpassingsvermogen om deze soms frustrerende eigenschap níét ten toon te spreiden, als het anderen als mijzelf betreft, heerst nu, zélfs nu ik u, de flexibiliteit in eigen persoon benader, over mij.
Ik doe het niet expres, maar laat mij leiden door dit vermogen. Is dat slecht?

Nu we het over slecht hebben, - o nu doe ik het weer -, u wordt gezien als goed. Als u iets of iemand vervult wordt dat of diegene bewonderd. Nee, ú wordt in het of hen bewonderd. En toch, toch vraag ik me iets af. Is het eigenlijk wel een uiting van kracht, die flexibiliteit van u? Dat vermogen om u aan te passen aan alles en iedereen? Is het niet gewoon een vorm van zwakheid? Van niet voor uzelf kunnen opkomen? Van, niet uw eigen weg te kunnen bepalen? Is het niet gewoon een verborgen vorm van trieste zwakheid? Van niet de verantwoordelijkheid durven, misschien wel kunnen, nemen? Sorry als ik u nu beledig, als ik nu hele gemene dingen denk. Al geloof ik ook wel weer dat u er niet wakker van ligt. Kijk, dat bedoel ik nu. Soms is het toch goed om u eens níét aan te passen? U mag toch best eens tegendraads zijn? Durft u dat? Of, kúnt u dat? Of bent u ALTIJD gedoemd tot aanpassen? Nog een vraag, u past zich aan. Accepteert u het ook? Of is het echt alleen een vorm van aanpassen? Zijn er situaties waarin u zich liever níét aanpast? Maar het wel doet omdat  het van u wordt verwacht? Of, omdat u niets anders kunt? Kunt u er zelfs maar aan dénken het níét te accepteren? Of houdt uw  ‘zijn’ in dat u  alles volledig accepteert en u aanpast aan wat dan ook?

Ik denk niet dat ik u kan volgen. Soms is nodig dat ik me aanpas, ondanks mijn niet-acceptatie. Soms pas ik me niet aan, omdát ik het niet accepteer. Soms, heel soms, pas ik me niet aan, terwijl ik het juist wél accepteer. Gewoon, omdat ik flexibel wil zijn, maar dan ten opzichte van mijn vermogen van vrij- handelen. En mijn vermogen tot eigenwijs zijn.

Flexibiliteit, ik besef dat u niet gedetermineerd kunt worden, omdat determinatie claimt vaststaand te zijn. En u, u bent niet vaststaand. En eigenlijk ook verschrikkelijk relatief. Want, ten opzichte van een situatie bent u flexibel, en zwak. Vind ik dan. Maar, ten opzicht van het vermogen om eigen te zijn, eigen, in plaats van een kopie van de massa, om me aan te passen aan mijn eigen wijsheid, bent u kracht.

Ik, de flexibele ten opzichte van mijn locatie,
de butterfly

vrijdag 6 april 2012

Brief aan de chaos.

Beste chaos,

Nooit, nooit heb ik u ontmoet. En toch weet ik wel zo ongeveer hoe u eruitziet. U wisselt voortdurend. Maar doorgaans draagt u een zwarte jas waar alle regen doorheen gaat. U bent doorweekt, omdat u geen paraplu heeft. En u houdt van regen, omdat u dan op uw best bent. Maar als het eens een keer niet regent, bent u er ook. Nog steeds in het zwart. En dan bent u boos omdat het niet regent. Eigenlijk bent u altijd boos. Boos omdat de zon schijnt, omdat het regent, omdat het bewolkt is, omdat de regenboog te zien is, omdat ravijnen diep zijn, omdat u geen toegang krijgt of omdat de deur juist wagenwijd openstaat. U, beste chaos, bent niet snel tevreden. (En zo zwerft u door de straten, regenplassen, langs ravijnen en ziet in de verte de regenboog – nee, er is geen goud - en u vraagt u af wie u zult teisteren en in welke gedaante). Daar bent u zo volmaakt goed in. (Win een prijs). In tegen muren drukken en zeggen dat u meer ruimte wilt. Meer, meer en nooit genoeg. U bent degene die ons afwezig laat zijn en onze gedachten belangrijker laat zijn dan wat om ons heen gebeurt. Oplossen en verdwijnen, daar bent u niet goed in.

Misschien, als ik het fout heb en u geen persoon bent, bent u wellicht een spinnenweb. Maar wie is dan de spin die op zijn grote maaltijd afkomt als u ons vangt?

En misschien, als ik het dan nog steeds fout hebt, bent u gewoon de wereld in het algemeen. Of een visie van een persoon op de wereld in het algemeen. Misschien bestaat u wel alleen in ons hoofd. (Waarom tutoyeer ik u eigenlijk niet? Ik houd helemaal niet van u zeggen. Tegen niemand).

Een laatste flits van u, smerige stinkende vuilnisbelt, schiet door mijn hoofd. Dit is echt geen blije brief hè? Maar ooit, beste chaos (nee, eigenlijk mogen sommige bijvoeglijk naamwoorden niet in combinatie met u), ooit. Tot aan die dag verblijven wij.

Uw nederige boskrekel.

dinsdag 3 april 2012

Brief aan de geur.

Beste Geur,

Ook al heb ik je nog niet eerder geschreven, toch zal ik je precies schrijven wat mij bezig houdt.
Op dit moment zit ik in een kamer van 12m2. Het is in een huis met 2 jongens en 3 meisjes. Het zijn hele aardige en gezellige huisgenoten. Tenminste.. de eerste indruk geeft mij een goed gevoel.
Wat mij opvalt aan dit huis is jou, geur. Het is namelijk zo dat elk huis een eigen geur heeft. En dan bedoel ik niet de nieuwbouwhuizen, waar de enige geur het wasmiddel is. Of de geur van rijstcrackers van jonge kinderen. Maar wat ik bedoel is de geur van de iets oudere huizen. Deze huizen hebben een geur van doorleefbaarheid. Zo ken ik een studentenhuis waar zich een bepaalde geur verspreidde vanuit de keuken. En het vreemde is dat na een halfjaar alle kamers van het huis zo gingen ruiken. Het meest opmerkelijke was, dat zelfs de studenten de geur met zich mee gingen dragen.
Het huis waar ik mij nu in bevind heeft ook zo’n specifieke huisgeur. Namelijk jou, geur. Het zal mij niets verbazen als de huisgenoten jou na verloop van tijd ook met zich mee gaan dragen.
Je bent nogal moeilijk te omschrijven. Nou moet ik zeggen dat jij best wel hardnekkig bent. Brandende kaarsen en schoonmaakmiddel doen jou niks. Het heeft meer te maken met alle mensen die in het huis hebben gewoond. Deze mensen namen allemaal hun eigen geur met zich mee. En deze vermengde zich dan weer met de geuren van de huisgenoten. Uiteindelijk trok dat in de muren, gaatjes, en kieren. En daar kwam jij uit tevoorschijn.
Waarschijnlijk zal ik, net als mijn huisgenoten, aan jou gaan wennen. Op een gegeven moment zal ik jou als mijn huisgeur gaan bestempelen. En als het heel erg meezit, jou zelfs gaan missen als ik niet meer in jouw huis woon.
Dus beste geur, ik wens je heel veel goeds, maar toch verzoek ik je vriendelijk maar ook dringend deze kamer te verlaten.


de studerende Kameleon.