Best alter ego, beste boskrekel,
Ik zou moeten tsjirpen. Heimwee
hebben naar zomeravonden en de geur van hooi. Ik zou naar vallende sterren
moeten kijken – gewoon buiten omdat dat zou moeten kunnen en ik zou wensen
moeten doen. Eindeloos. Ik zou op mijn rug in het gras moeten liggen (of
misschien toch maar niet op mijn rug) en me bedenken hoe klein ik ben (want dat
ben ik) en hoe groot die wolken en ik zou me moeten bedenken hoe die reus van
een wolk een kleine kabouterwolk achternazit. Met een schepnetwolk, wat gemeen.
Hoe durft hij. Ik zou van vioolmuziek moeten houden omdat dat op tsjirpen
lijkt. Ik zou eindeloos als ik nieuwe mensen ontmoet, moeten zeggen dat ik de
boskrekel ben. Mét voelsprieten en dusdanig kriebelig dat ik, als ik jou, alter
ego, even afleg, een beetje griezel van mezelf. En nog steeds, zou ik moeten
tsjirpen. Niet omdat ik dat zou moeten, maar omdat ik dat zou willen want tsjirpen
zou mijn leven zijn. Het hele leven, mijn hele adem: één groot tsjirpen. Dat
zou het leven zijn. Of er nou wolken zijn of niet.
Maar best alter ego, ik weet niet
wat het is. Ik hou wel van zomeravonden en hooi en wolken hoor. Ik hou zelfs
wel van vioolmuziek (al moet ik er soms van huilen) en ik vind je getsjirp heel
mooi. Dat is het dus niet. Maar op de één of andere manier voel ik vervreemding
als ik aan je denk. Ik kan me niet meer voorstellen dat ik roep dat ik de
boskrekel ben als mensen vragen hoe ik heet. Het voelt een beetje idioot. Misschien
noemen mensen dat volwassen worden en zou ik één of ander ingewikkeld
pseudoniem moeten verzinnen, maar dat zou me onthutsen (wat een vreemd woord is
dat toch). En dus blijf ik jou, de boskrekel. Ook al identificeer ik me niet
meer met tsjirpen en zomeravonden.
Nee, lief alter ego, ik hou echt
van je. Maar weet je wat ik eigenlijk het liefste doe? Zien hoe de sneeuw naar
beneden dwarrelt. Gewoon omdat dwarrelen wel eindeloos mag zijn. En omdat
dwarrelen mooier is dan tsjirpen. Wat er dan ook maar weer dwarrelt en of dat
nu warm is, koud of gloeiend heet. Ik hou ook van kerstliedjes en de sneeuw die
dwarrelt als het avond is en de lantaarnpalen hun licht geven, omdat sneeuw in
het lantaarnpaallicht het meest majestueus is. Of de sneeuw die in de morgen
dwarrelt – hoe veelbelovend is dat. Ik hou niet van voetstappen in het
eindeloze sneeuwtapijt, want in een volmaakte wereld zijn die er niet.
Misschien is het dat, best alter ego, hou ik teveel van dwarrelen, nog meer dan
van tsjirpen. Maar misschien hou ik ook teveel van de kou en de winter om me
echt met jou te identificeren. Jij was allang doodgevroren of op zijn minst
ondergesneeuwd. Gelukkig ben je mijn alter ego en kan ik je warm houden. En
koesteren, omdat dat nog mooier is dan dwarrelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten