donderdag 6 december 2012

Brief aan mijn alter ego.



Best alter ego, beste boskrekel,

Ik zou moeten tsjirpen. Heimwee hebben naar zomeravonden en de geur van hooi. Ik zou naar vallende sterren moeten kijken – gewoon buiten omdat dat zou moeten kunnen en ik zou wensen moeten doen. Eindeloos. Ik zou op mijn rug in het gras moeten liggen (of misschien toch maar niet op mijn rug) en me bedenken hoe klein ik ben (want dat ben ik) en hoe groot die wolken en ik zou me moeten bedenken hoe die reus van een wolk een kleine kabouterwolk achternazit. Met een schepnetwolk, wat gemeen. Hoe durft hij. Ik zou van vioolmuziek moeten houden omdat dat op tsjirpen lijkt. Ik zou eindeloos als ik nieuwe mensen ontmoet, moeten zeggen dat ik de boskrekel ben. Mét voelsprieten en dusdanig kriebelig dat ik, als ik jou, alter ego, even afleg, een beetje griezel van mezelf. En nog steeds, zou ik moeten tsjirpen. Niet omdat ik dat zou moeten, maar omdat ik dat zou willen want tsjirpen zou mijn leven zijn. Het hele leven, mijn hele adem: één groot tsjirpen. Dat zou het leven zijn. Of er nou wolken zijn of niet.

Maar best alter ego, ik weet niet wat het is. Ik hou wel van zomeravonden en hooi en wolken hoor. Ik hou zelfs wel van vioolmuziek (al moet ik er soms van huilen) en ik vind je getsjirp heel mooi. Dat is het dus niet. Maar op de één of andere manier voel ik vervreemding als ik aan je denk. Ik kan me niet meer voorstellen dat ik roep dat ik de boskrekel ben als mensen vragen hoe ik heet. Het voelt een beetje idioot. Misschien noemen mensen dat volwassen worden en zou ik één of ander ingewikkeld pseudoniem moeten verzinnen, maar dat zou me onthutsen (wat een vreemd woord is dat toch). En dus blijf ik jou, de boskrekel. Ook al identificeer ik me niet meer met tsjirpen en zomeravonden.

Nee, lief alter ego, ik hou echt van je. Maar weet je wat ik eigenlijk het liefste doe? Zien hoe de sneeuw naar beneden dwarrelt. Gewoon omdat dwarrelen wel eindeloos mag zijn. En omdat dwarrelen mooier is dan tsjirpen. Wat er dan ook maar weer dwarrelt en of dat nu warm is, koud of gloeiend heet. Ik hou ook van kerstliedjes en de sneeuw die dwarrelt als het avond is en de lantaarnpalen hun licht geven, omdat sneeuw in het lantaarnpaallicht het meest majestueus is. Of de sneeuw die in de morgen dwarrelt – hoe veelbelovend is dat. Ik hou niet van voetstappen in het eindeloze sneeuwtapijt, want in een volmaakte wereld zijn die er niet. Misschien is het dat, best alter ego, hou ik teveel van dwarrelen, nog meer dan van tsjirpen. Maar misschien hou ik ook teveel van de kou en de winter om me echt met jou te identificeren. Jij was allang doodgevroren of op zijn minst ondergesneeuwd. Gelukkig ben je mijn alter ego en kan ik je warm houden. En koesteren, omdat dat nog mooier is dan dwarrelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten