Beste Rood,
Te midden van deze novembermaand, midden in de herfst,
realiseer ik me dat jij wel de eerste bent die een brief verdient. Na jaren in
volle overtuiging jou als favoriete kleur te hebben, ben ik zo met je verweven
dat de grens tussen jou en mij zowat onzichtbaar is. Ik heb toch nog wel iets
weg van andere kleuren, maar jij bent enkel ontzettend rood. Onomstotelijk
rood! Daarom schrijf ik je met mijn hart in vuur en vlam voor jou, en met
koude, rode, bibberende handen deze brief.
Het is mij geen vraag waarom er zo’n grote
aantrekkingskracht in jou is, beste Rood. Je bent de kleur van liefde, passie
en verlangen, van uithoudingsvermogen, van wilskracht en moed. In principe
genoeg ingrediënten voor een prachtig bestaan lijkt mij.
Maar dat is niet het enige. Als ik aan jou denk, denk ik aan
het opgaan van de zon en het prachtige avondrood dat de lucht kleurt. Ik denk
aan de sierlijke borst van het roodborstje, de allesovertreffende kleur van de
bladeren, de statige kam van de haan, een grote bos rozen, kerstmuts, Argentijnse
wijn.
Ik denk aan blozende wangen, een verkleurde huid door de
zon, betraande ogen. Betraande ogen doordat er tranen gelachen zijn en doordat
er tranen gehuild zijn. Je bruist van gevoelens en emotie, beste Rood. Soms zo
veel, dat mijn hoofd en hart dreigen te barsten. Dan sla je wat door, geloof
ik. Dan is er zoveel in mij dat het onbenoembaar, onbegrijpelijk en ondeelbaar
is. Je bent zo hartstochtelijk, geeft zo veel energie, vreet zo veel energie.
Je bent dubbel. Je lijkt mij wel.
Je kunt zo overheersend zijn dat je leidt tot uitspraken als
‘buigen of barsten’, ‘koste wat het kost’ of ‘nu of nooit’. Gepaard met een
beste berg agressie, overgoten met een vleugje sarcasme en wat ik-gerichtheid.
Ook zet ik zo graag mijn tanden in je als ik denk aan mijn bankrekening,
dreiging van rode getallen die mij bij voorbaat alvast laten duizelen. Neem uit
voorzorg gerust de vorm van een aardbeienvlaai aan. Of van kersen. Alleen dat
zou mij tot bedaren kunnen brengen.
Je bent mijn beschermengel. Een stopbord waar nodig, een
waarschuwing bij een gevaarlijk kruispunt, rood licht wanneer andere personen
vóór míj mogen gaan.
Beste Rood, je bent de kleur van bloed, leven en hoop. Over
bloed wil ik verder maar zwijgen, zó bang dat ik onderuit ga als ze ons weer
van elkaar willen ontvreemden. ‘Één buisje maar, is zo gedaan’ werd gezegd. Was
niet eerlijk, beste Rood, dat ze jou van mij af wilden pakken destijds. Bovendien
onmogelijk, ongeslaagd en oneerlijk. Voor het leven onafscheidelijk. Dat is wat
wij zijn.
Het allermeest verwonder ik me over het feit dat jij de
kleur van de liefde ben, Beste Rood. Liefde. Waar was ik zonder liefde? Laat ik
daar maar over zwijgen. Dat is iets onder ons. Weet dat de rode loper altijd
voor jou uitligt en ik je op z’n minst waardig zal ontvangen!
Een zwaai met mijn rode staart en een blozende glimlach voor
jou!
De eekhoorn